
ST
8 P L I G T V A N
i ' il’
daavin gedaan hebben ? .— r s a l o m o , die
eenen heerlyken tempel bouwde en een
groot Volk regeerde, zat intusfchen niet ledig
; maar fchreef z e lf'e e n Boek over de
Boomen , Planten , Dieren, Vogelen, Infeiäen
en Visfchen, i Kon. IV: 33. ------
En wat verder gaat, de aanbiddelyke j e s u s ,
hoewel tot andere einden in de waereld ge-
komen , heeft een aandagtig oog gehoudea
op de gefchaapen’ dingen , en ons . een
VQorbeeld van navolging ’ daarin gegeeven ;
behalven de uitdrukkelyke bevelen, ons des-
aangaande in zyn Woord inagelaateny om
er acht, op te flaan.
V . Ik herinnere my nu ook deeze dingen
; maar geeft dit ftu k , dat ik nu ee-
nen pligt zal noemen, een waar en zui-
ver genoegen ?
A. Geeft n ie t , de regte volbrenging. aller
pligten een waar en zuiv^r genoegen ? Vraagt
g y dat noch ? . -— Geeft liet geen uit-
iieemend vermaak aan een welgefteld hart ,
onder het oog vap den eeuwigen G o d , wy-
ze r en beter te worden i een genoegen
daaronder te fmaaken, dat andere Wae.-
reldvermaalcen U nimmer kunnen bezargen ?
Wanneer gy toch Gods Werken-, in een ander
licht dan het gemeen befchouwt, zult
g y er waare bekoorlykheden in yinden, die
YOQj' de achteloozea verborgen zyn en blyven.
O P M E R K Z A A M H E I D. p
ven. Geloof my , de ongehavendfte dee-
len der Natuur zullen medewerkers van uw
vermaak worden ; z y zullen zieh heerlyk
opdoen , zelfs daar gy er niets van ver-
wagt. Een Heilig Dichter heeft dit voor-
fpeld. De werken des Heeren zyn groot, zy
worden gezogt van allen, die er lust in heb-
ien. Pfalin GXI: 2.
V . Is dit dan de reden, dat de Köningen
der Aarde meer genoegen proeven op
■hunne Liisthuizen, dan in de Paleizen hun-
■ner Hoofdfteden; dat de Grooten zo gaar-
ne hunne Buitenplaatzen bezoeken; dat de
Landlieden ¡in hunne laage flulpen zo wel
te vrede leeven ?
A. Ten deele ! maar den meesten ont-
breekt de regte kennis o f lust , om aldaar
al het vermaak der Natuur te. proeven. •
V . Gy b ly ft dan die vermaaken zo hoog
opvyzelen. : . ;
A. Niet zonder reden! Daarin toch fmaakt
men die zagte aandoeningen, die met de
oorfpronglyke zagtmoedigheid onzer nu verbasterde
natuur meest overeenftemmen. Als
w y in het gewoel der groote Waereld z y n ,
drukken ons eene -menigte van wilde nei-’
gingen , die ons gevoeiloos maaken voör
regte vergenoegingen. In de Natuurbefchouwingen
zult- gy geene' z o r g , verdriet, on-
rust , aanflagen, n y d , jaloersheid, o f an-
A $ der©
i- II