
7te
4 ' «i- I'll
3 i
i "
f ■? í 4
Regenvlagen uitneemende middelen zyn , om
de vuile Lucht te reinigen. D a n , vermids
het alie dagen niet behoort te ílormen' o f
te regenen , en egter de geheele Lucht door
allerleie Uitwaasfemingen geduurig onrein
w o rdt, was er iets anders noodig, om deeze
Onzuiverheid geduurig weg te neemen.
V. W a t is dan hiertoe van den Schepper
uitgedacht ?
A . Het oneindig Verftand van den grooten
Schepper peinst n o o it ; het denkt nooit lang
en v e e l , wat het best is , o f wat er moet
gefchieden : de eene gedaehfe volgt nimmer
by Hem de andere ; geen overleg heeft
by Hem plaats. Op hetzelfde oogenblik
ziet en weet Hy toch , hoe alles behoort te
zyn. Zeg dan' liever : wat is hiertoe van den
Schepper verordend ? — _ Om de geduurig
onreine L u c h t , wanneer de' Stormen zw y g
en , en de Regen niet nederdaalt, te veegen,
heeft Hy de Planten en het Water beftemd.
Dat de eerften dit uitwerken , zal ik U zeggen
, als w y van dezelven zullen fpreeken ;
ik bepaal my nu alleen tot het laatfte.
V. En hoe zal het Water dit doen ?
A. W y befluiten te regt , als w y de Zagt-
heid van het Water v o e len , en deszelfs
Vloelbaarheid in opmerking neemen , dat alle
deelen van het Water rond zyn. Is dit zo ,
daa moet er veele ruimten tusfchen de Watertel
deeien z y n , en dit heeft indedaad plaats.
Ik z a l , by voorbeeld, een Glas met een ze ker
vogt vullep tot den rand to e , en daarna
zal ik er al vry veel van een andgr vogt
zagtjes bygieten f dqch de uitgebreidheid van
dit gemengeld vogt zal egter niet toeneemeq,
het glas zal niet overloopen. Hoe komt d it?
zijlt gy zeggen. A lle en , om dat de gc-
bleeven’ ruimten o f holligheden tusfchep de
deelen van ’ t eerfte vogt ingenomen zyn doof
dit tweede v o g t , en dus beílaan z y te zamen
geen uitgebreider plaata. D it nu kan ons
verklaaren , hoe het Water de pnreine Lucht
kan zuiveren. De Lupht op zieh zelve is
w e l altoos rein : doch de pnreine dfleltjes,
uit alle dingen daarin opgegaan , zw e e v en ,
gelyk gy w e e t , in dezelve , en worden telkens
door de beweging , die Hette en Koude
maaken , o f door eene aantrekkende k r a g t ,
uit de Lucht in de gezegde ruimten en hpl-
ligheden des Waters overgebragt, en daarin
opgeilorpt. Op die w y ze raaken de onreine
en rottende deeltjes der Lucht jn de
Zee en in de Wateren der Rivjeren.
V. En wat dan verder ? Verliezen z y dart
flaarin hunne onreine en befmettende kragt ?
Diepen zy ten nutte der Waterplanten ? Q f
zyn zy dan nooit meer van eenig voordeel ?
A. Het eerfte fchynt zp te zyn ; doch her
laatfte durf ik niet bepaalen. ’ t Is my g*-
E e 3 noeg