
il
ì ' I
i '
ȟ :j :
' ' l
i ' ' ij.f“’
('S
1 i ' ,
' ii
dan doet • de Sp ie r , die den Elléboog op-
Jigt, eene kragt van meer dan éenige duizend
ponden. Eene Spier met zyne Peezen
js dus een werktuig op zieh zelve , beftaan-
de uit zeer veele zamengepakte langwerplge
vleesch vezelen , weiker werking beftaat in
zieh zainen te trekken , als er beweging gemaakt
zal worden, zynde de peezen alleen
lydelyk , even als Koorden in een werktuig ,
en worden daarom oneigenlyk t r e k k e r s genoemd.
Nog Is elke Spier omvangen en van
eene andere onderfcheiden door het V e tvlies
, ’ t welk eene vrye beweging aan dez
e lv e toelaat. Z y werken meest regtftreeks,
loopen foms over een beenig uitfteekfel, als
over een katrol , zynde ook wel in de breed-
te uitgeftrekt, platagtig, .rond en dubbel.
Men moet ze houden voor de eenige werk-
ttiigen van vry willige beweging, en wanneer
de Zie! haar daartoe bevei geeft , voeren z y
het, zo fchielyk als een blixem uit. Deeze
toeftel fchynt den Aartsvader j o b z o wél
bekend te zyn geweest , dat hy in verwon-
dering betuigt : met vel en vleesch hebt gy my
bekleed : met heenen ook en zenuwen , dat is ,,
bindfelen, die de Botten aan elkanderen
h e g ten , en de Spieren met haare peezen
{wordende, in de dagelykfche taal, de Zenuwen
zeer dikwils met bindfelen , peezen en
vllczen onder elkander verward) hebt gy my
i ’mmengevlogten, X . j i . , " V, Wat
V . Wa t zyn dan eigenlyke „ z e n u w e n ?
A. Zenuwen zyn de edele werktuigen van
gevoel en beweging , in zo verre z y , als
koorden o f leidfels , zlch uitftrekken van de
Hersfenen en het Ruggemerg, waarvan z y
voortplantingen zyn , naar alle deelen door
het geheele Lichaam, inzonderheid die tot
beweging- en gevoel dienen en dus vooral
naar de Spieren en Zintuigen. , Waarfchyn-:
Jykst is , dar de Zenuwen , fchoon niet hol
op ’ t o o g , een fyn vogt voeren , welk men
dierlyke geesten plagt te noemen , door
welks beweging het bevel tot beweging en
tot aandoening der ¿Zintuigen wordt voortge-
plant. Z y fchynen niet als fnaaren te wer-,
k e n , oin dat z y overal buigbaare weeke
draadbondels, nergens gefpannen z y n d e ,
voorftellen.
V. Wat zyn toch v l i e z e n ? * >■
A., Vliezen zyn een weeffel van verfchei-:
den’ foorten van ve ze is , dienende om fommige.
deelen des Lichaams te bedekken, te
omwlnden , kpagt - te geeven en tegens onge-j
vallen van buiten te beveiligen ; ' ook om de:
natuurlyke warmte daarin te bewaaren , en,
tevens om de noodige affcheidingen tusfchen
de deelen te maaken.
V . Dit is alles ?
, A. Gy kunt hier byvoegen den v e t r o k ,
o f dat algemeen v/eeffel van V lie zen , dat,
T 5 tus-
F m ll
im
¡à
' *
V'T1
" i'lI
‘ 'ri