
'' '-S J > Í X
ft
»*.?,> \f
s ¥ I' te'i
I hilT
Í ;s
y id- ij
Í. .:
- i-1
|L?
i W
if
7 ' "li
-7 Í
1^. ’ x t e S í ÍA j 1* Ml l i i í
■ Z E S D E
Z A M E N S P R A A K
O V E R
P IE T L A N D E N P IE T W A T E R .
Bergen. Gezigten van ons Vaderland; Duinen,
Zee. ' Rivieren. Bronnen. ' Beeken. Fen-
teinen. Watervalle'n. Water. Vuur.
VRAAG. V¥ aartoe , mag het my gebeuren
irw Onderwys verder te genieten , zullen wy
nu overgaan ?
ANTWOORD. Ik heb' U den "Mensch , als
den Landheer der Aarde , boven alles verhe-
vefiTuitgebeeld ; ik heb U door het verwonderlyk
fchoone Huis , dat zyne edele Ziel be-
woont , doorgeleid ; ik heb U' dat van binnen
en buiten laaten bezien en leeren kennen
: nu vertrouwe ik , dat gy daarmede ten
vollen te vrede ' z y t , en voortaan uwen
Schepper Zult danken , dat Hy , Ü uit niet
getoogen hebbende , een zo fchOon Eichaam,
en eene nog uitraUnténder Ziel- aan U gegee-'
ven heeft. Ik wil derhalven ■ nu voortgaan,
om U te toonen de P la a ts , waar gy w o o n t ,
ca wat er nevens en rondom U op deze
■ Wae-
B E R G E N D E R A Á R D E . J y ' i
Wáereid is. Laat ons , op deezen fchoonen'
dag , naar buiten in het Veld gaan , en ze g
my , wat gy daar eerst wilt bezien ?
V . Daar gy my niets dan heerlyke dingen
leert befchouwen , en my eene zugt tot het
grootfche tragt incebo'ezemen , om my een
regt verheven H a r t , eenen goeden Sriiaak
te doen krygen ; toon my dan eerst aan dé
grootfche en fchoonfte Gezigten der Aarde ,1
die ik bewoon. i
■ A. Wilde ik'dit doen., dan zou ik Ü eers't
moeten geleiden naar de Alpen , o f we zouden
naar de Kaap dé Goede H o o p , näar
Zuid-America, o f naar andere oorden dee?'
zer Waereld moeten overfteeken , om U aldaar,
veel ontzaggelyke Aardklompen eerst
te vertoonen , ik meen , de daar v o o rk o - '
, mende hemelhooge Bergen ; en daarna , dezelven
beklommen hebbende , zo hoog , dat
onze teére Longen in de aldaar verduñdé
Lucht bezwaarlyk adem zouden fcheppen,
neder zien in diep verzonken’ Valeyen , o f
over uitgebreide Zeeen , in welke beide ge-'
vallen gy de waare en verwonderlyke groot-
heden der Natuur met verbaasdheid zoudt
befchouwen.
V . Wat zou men o n s , behalven zo fchoo-'
.he Gezigten te z ie n , daar niet al leeren !
A. Ik erken, wilde f r a n k l i n , zo grys in'
jaaren, als ervaren in de Natuurktmde , ons'
A a 3- uit
: ‘
■te*:..
:'4 ..
t '
xF;-:'
'F. .f ;
f ■:-
■::■ '
'I
" f
" . ’ f :
iP: