
ft , I
■I
. ll! <■ >.
i; ' 4
424. B R O N N E N . b e e k e n ,
ke edele Weetenfchap by deezen en geenen
noch wordt gefmaad; hoewel dezelve ,
hadt men ze toen verftaan , ons Vaderland
van onnoemlyke kosten , die w y thans te
draagen hebben , en zelfs van den thans ge-
drelgden ondergang volkomenlyk zou bewaard
hebben.
V. Men maakt evenwel eenige verbeterin-
gen in onze Rivieren?
A . Men roeme alleen de Doorfnyding in
den Bylandfchen Waard met andere W e r ken
, en die men wegens de verzandlngen
gemaakt h e e f t , in den jaare 1775 , by Wes-
tervoort in den Rhyn , om de Waal mee r ,
om de Lek minder Water te bezorgen, om
den Gelderfchen Ysfel te beletten, ’s winters
, bniten zyne oevers te gaan , en
’ s zomers, genoegzaam Water te doen behouden
: welk kostbaar Werk uitneemend
gelukkig is uitgevallen , en aan die drie
oogmerken voortreffelyk voldoet. Dit Werk
kan egter geene algemeene herftelling aan
alle onze benaauwde Stroomen toebrengen.
V. Ik ben voldaan ! Ik dank U ! Dan , g y
hebt te vooren van Becken en Bronnen
r e p t , waar vindt men dezelven ?
A. Op vecle hooge plaatzen der Land-
Provintien , maar nergens zo zuiver als aan
den voet der Zeeduinen , en op de Veluwe ,
daar
B E EKEN. r 0 N T E I N E n1 425
daar het water , zo helder als K r is ta l, het
oog wonderlyk bekoort.
V . Wat voordeel geeven deeze b r o n n e n
cn b e e k e n ?
A. Dit is noch te weinig onderzogt ! W y
weeten , d a t , in de Duinen en op de Veluwe
, veel yzer wordt gevonden , en dat de
Lucht met zuure zwavelagtige ftoffen en met
vitrioolgeesten zeer bezwangerd is , welken ,
op het yzer werkende, aan de wateren der
Bronnen eene mineraale kragt tot verfterklng
der Zenuwen , en tot opening van verftopte
Vaten kunnen geeven,
V. Is dat alles ?
A. Neen! Z y doen meer nut. Z y drenken,
door de Godlyke beftelling, de verftroold
Avoonende Landlieden , en het zwervend
Vee , brengende aan de eerften het w a te r ,
ora zo te fpreeken, van zelfs th u is , en
fchynende dezelven te willen behaagen door
haaren kronkelenden loop. Hoe fierlyk fchildert
dit een oud heilig Dichter ! Die de fm -
teinen uitzend door de dalen, dat ze tusfchen
de gebergten heenen wandelen. Zy drenken al
’t gedierte des velds; de wmdezels- breeken er
haaren dor st mede. By dezelve woont het ge\
vogelte des hemels, een fiem gevende van tusfchen
de takken. Pfalm CIV: 10 , l i .
V . G y noemt het woord f o n t e i n e n ! Die
doet my vraagen, waarom w y die fchoone
D d 5 Spron-
I f
*
' i