
Im
im
ñ
! I
%
J-V
[\ ' %!/■«
I I
d-t
1 Í
f i '■
aV
■Í .
wS,*'
J*
1-
i*
II
b l
Hl
:' )
t e
'I
1 i . i t e l r ' i
t e F j . ,
3 8 4 G E Z i G T D E R . Z E E.
b e f la a t ,k a n , zo wy dat denkbeeid haarcf
wydte levendig bevatten, niec nalaaten, opmerking
, verwondering en verbaazing. in on s .
te verwekken. Ik heb ze , honderdmaalen ,
aan de Zeehaven van Edam , altyd met een
nieuw vermaak gaan zien , en myn oog Is
er nooit van verzadigd geworden. Het is
zeker één van die Gezigten onzes. Vaderlands
, o f wel het voornaamfte., dat ons op
den duur opgetogen kan houden. ^
V . Gy bemint dan zulke grootfche Zse-
gezigten.'
A. Dit weet g y reeds ! Ik bemln ze niet
alleen , om dat zulk een groote Wa terbak,
zynde de verzainelplaats van alle Wateren
der Aarde , onze verwondering treft ; maar
ook om dat weinige dingen meer in ftaat
zyn , ons een treft'ender o f grootfcher denk?
beeid van den Schepper der Waereld te gee*
ven. Dat de wateren van onder 'den hemel in
eene plaats vergaderd worden , en dat het droo--
ge gezien worde , fprak de eeuwige God met
een hoog gezag in den aanvang der dingen ,
en het was alzo. Gen. 1 : 9. Die voorheen
dikwerf aanziende, Viel my veelal de verheven’
Vraag in : wie heeft de wateren met
zyne vuist gemeeten ? Jef. X L : 12. „ Hoe
,, veele landen,” zeide ik to en , befpoelt,
„ zy ! W a t al Waters is hier byeen! Geen,
f i di'oppel egter te veel o f te weinig!” D e
hei-'
C E Z I 6 T D E R Z É E. 385
heilige P ro fe e t, dunkt m y , maakt er de
fchoonfte tekening van. God mat met zyne
v u is t , dat i s , . als met eene omgekeerde
hand, het bovenplat naar beneden gehouden
, vormende dus de holte der hand eene
foort van eene Kom , waarin hy de Wateren
, juist zo veel als er behoorden te zyn ,
naauwkeuriglyk afpaste. Stouce trek! Zo veel
Waters te meeten , welk een Aivermogen j
welk eene Netheid !
V . Niet de Uitgebreidheid , niet de nette
Afmeeting der Zee , denk ik , verdienen alleen
myne opmerking.
A. D it verbaazend Werk der Godlyke
Hand heeft zeker meer verwonderlyke hoedanigheden
, by voorbeeld, —— dat z y
nu een ftil bedaard aanzien heeft , zo dat
men er , gelyk men zegt , met eene pen op
fchryven zöü ; dan een verbolgen woest gelaat
, met hooge verhefEngen. van wild®
fchuimende G o lv en , verzeld van een zo
vreefelyk gedruis, dat ik , te Leiden ftudee*
rend e, en dus iwee-uuren ver van de Noord-
zee zynde , ontelbaare reizen , derzelver geraas
des avonds gehoord heb . —— dat z y
a lto o s , zelfs in de grootfte kalriite, op de
ftranden woelt en onrustig is — — dat z y
onophoudelyk ebt en vloeit — dat z y twef
derde deelen der Aarde heeft ingenoomen
dat haare diepte geweldig is , — dat zy
J. DEEL. B b I»
te'
■
k l
fi.