
ri V
IG
■f i!!'
’i ; r
3 te-te Y
! i ■ •• ^ ^ n . 1.1
i ’ ì If M I i ■’; '
i ,11 ' i - i , . 7 'ì
0 '. i f i ''i ( :
. A. Dat gy de hoogfte Eerbied, de tecÌSf*
fte. Liefde, en de uitgebreidfte Dankbaarheid
Voor deezen grooten Schepper ■ aityd gevoeit^
bewaart en volbrengt ; want zo . H y , ons
niet noodig hebbende, ons egter in za lk eene
uitmuntende Waereid heeft willen plaatzen
, zieh -zo klaar aan ons in millioenen
Werken openbaaren , ons zo heerlyk fchep-
pen , en zo veel goeds bezorgen , dan z y t
g y daartoe ten hoogften verpligt. Alles
.heeft er Ü toe geroepen ! En is dit niet het
elude onzer Befpiegeilngcn, hoe d o r , hoe
koiid , hoe Jevenloos zullen ze voor ons blyven
1 ’ t Reikt nimmer toe blootelyk te zeggen
, te erkennen, de Heer der Natuur is
g ro o t, .Hy is magtig, wys en goed! W y
moeten H em , oin dat hy zodanig i s , en
ons zo veele zegeningen door. zulk eene
fchoone Schepping b ew y s t, beminnen , eeren
, -en dienen. „ Mogt deeze edele Dank-
5, bäarheid, deeze zuivere fchuldige Liefde
5, in uw en myn Hart, in het Hart onzer
„ Vaderlanderen , fteeds gloeien ! Mogten ze
.„ alien -veele doorflaande proeven, daarvan
„ geeven J Mogt zyn G e e s t , die ons , to t ■
,5 hier t o e , van het een tot het ander.zyner
„ Werken geleldde, e n . zo veel wysheid
„ aanwees, ons deezen edekn pligt beftendig
„ leeren , hoe wél zal dan alles zyn ! ”