
'lif
(I I I f
II'
9 3 W I N »S
V . H(^e leer ik de Strecken kenfien, 'Waar*
uit de Winden' waaien ?
' A. Zeer gemakkelyk ! Als gy , ’ s middags
met het aahgezigt naar de Zon gekeerd
fta at, hebt gy V Q o r U het Zuiden ; ter
regter hand het W e s ten ; ter linker hand
het Oosten ; en agter U het Noorden.
Tusfchen deeze vier Strecken vallen vier
anderen^, Z.uidwest, Zuidoost, Noordoost
en NOordwest. Deeze agt Strecken zyn
voor U genoeg.
V . Gaarne wilde ik den loop dier Winden
,1 in ons Vaderland, leeren kennen.
A. G y zult daarvan een goed begrip ontvangen
, -zo gy U een, 'weinig van de Geographie
herihnert. W y hebben meest Weste
en Zuidweste Winden , om dat ons Land
meer dan de' N o o rd ze e , welke aan die zy -
den fpoelt , door de Zon verwarmd, en
dus onze Lucht aldaar Uitgezet w o rd t: waaruit
v o l g t , d a t , de L u d it boven de Zee kouder
z y n d e ,' de Wind Weste en Zuidweste
Streeken moet krygen ; ten z y men ze gge,
dat een deel van den algemeenen Noord-
oosten W in d , tegen het hooge Land van
America ftuitende, herwaards aan oinge-
drongen wordt. .
V . Welk voördeel geven ons deeze Winden?
' ft •
A. De WESTEWIND k om t, over gansch
" ' ' En-
■W I N D; 9 9
Fngelandy, vlak op de HoIIandfche Kusteri
a an , en werpt veel zands tegen dezelven
öp ; een zegen voor onze Duinen , die er
hegter door worden;, H y ontlast ook het Y
van water ; doch kan Gelderland , O very s*
fei en Friesland , waar dan de Golven hoog
ftaan, nadeel do,en.
V. Hoedanig is de züidwestewind ?
A. H y waalt het meeste, het iangfte eii
geweldigfte. Daarvan hellen de Boomen ,
die voor hem bloot ftaari, ten Noordeii
o v e r ; w y l de Wortelen ten Zuidwesten ver*
lamd ; en dus de Boomen naar den ande*
ren kant worden dyergezet ; gelyk g y op
de Wallen onzer Steden met groóte Boomen
beplant, en elders kunt zien; H y is
van eenen zeer verandérlyken aart; en vaii
öngelyke kragten ; geevende veele S tormén ,
én byna alie Qnweéren iri den Zomer ; doch
hy doet o n s , aan den anderen k a n t ; oolc
veel dienst ; w y l hy Holland van het bin-
nenwater in ’ t Y ontla s t, en onze Seheperii
uit de Zee t ’ huis brengt.
V. Wat merkt g y aan van den zúiDÉ*
WIND ?
A. Hy is zeldzaam , óm dat dé Wiridéri
íiiet veél uit warme naar koude Landed
gaan, en de bergägtige Oostenrykfcbe Ñe*
derlanden, waar over hy uit Frankryfc
komt deszelfs vryen togt beletten. Hy ñ
G 2 ge-
* <
■ íi
i '
'1)1
’/U 'ri'í :
Hi
, r í