
V O R S T .
en zout Water tot een zoet vogt : hierom
was men , in den » langduurigep droogen
Winter van het , jaar 1 7 6 3 , in Noordholland
en op de Eilanden , daar het zoet Water
begon te ontbreeken , verpligt Ysfchotzen
te hakken , dezelven luqbtig opgen - te fla?
pelen , en tq laaten , uityriezen:; ■. waarna
men ze tot water , . ten gebruike yan het
huisgezin j ontdooide. V o o r t s ' bewaart de
Vorst Viseh en Vleesch tegens het,/Ipederf;
geeft het Lichaam ineer kragts , ,■ waarom de
Mensch, b y■ koud weder , veel fterker en
vrolyker is dan. anders. Ook verlengt ,de
Vorst ons le v en , en doet ons denkelyk noch
meer andere „ onbekende diensten,
V , Gy fchildert/den onaangenaamen Vorst
zeer gunftig en voordeelig ; maar gy . ver-,
geet de nadeele-n van het geweldig vriezen ?
A. Ik heb U boven reeds gezegd , dat de
overzwaare Vorstep by ons zeldzaam zyn,
In deeze Eeuw Ijebben we niet meer daQ
twee langduurige zwaare Winters gehad,
-naamelyk, in de jaaren 1709 en 1 7 4 0 , hoe-i
wel die van 1767 en 1 7 7 6 , wel korter
Öeq- laatsten egter in felheid : overtrpffen.
D e nadeelen, dat eenige. Boomen , Dieren ,
V is fch en , Vogelen o f Planten dood v-riezen,
zyn altyd veel minder dan de voordeelen',
die de Vorst aanvoert : men kan anders
middelen aan wenden, oiR.ey ziph tegens te
hefchermen, > . V , Qp
V 0 R, .-123
■ y. Op welke wyze ? ’
A. Bbombladeren , W qÑ Biezen, enz. zyn
uitneemende middelen om de fyne Vries-
deelen , die ftoutelyk door de kleenfte ree-
ten dringen , - den toegang te beletten ; o f
lie v e r , de Schepper heeft ons geleerd den
y o r s t met den Vorst te keer te gaan; want
wat dqet denzelven beter buiten onze KeL
ders' blyycn , dan wel ftuitende Ysfchotzen 5,
in de glasyensteren gezet ? ....... ■ '
■ V . En wat keert hem meer van ons a f ? '
A . Huizen , Klederen en Vuur ! En zyn
deeze drie geene gunsten g e n o e g ,, van den
alverzprgenden God , ons ‘ tegens ’ deezpn
harden indringer gegeeven ?
y. W'at keeft de Koude verder a f ?
A. Als mqn op reis i s , wél gekleed te
zyn , en in eene geduurige beweeging te
blyven ; " w an t, zo dra gy , in eenen feilen
vorst reizende , gaat zitten rusten overvak
U ligtelyk een pnweerftaanbaare fla ap, die 1
van „eenen zekeren dood fpoedig gevolgd
wordt. Eén myner yrienden vondt dus ,
yóór eenige winters, eenen Landman, ip
eene Hei van ons yaderland, waar hy tu r f
op zyne kaf wilde laaden , zitten , als o f
hy fliep , doch daar geftorven door de feile
koude, getrouw Paard was anderiialven
d a g , dat i s , zo la n g ,, tot' dat men' den
dppden M^U v o n d t , los by hem blyven ftaan,
y. Van
1.4 n
1 I
-Í'
nr-^t'lfiÉírr