
4 J , x ; ? >
r ii
f ^I Li*\‘
Ï i
J ,îf.iW
"íi í
l î ^ X
i
r t e .:>i ..
i l t ¡H;'
1)^ I '
I 'il'v;
f tí
'ï
J
111
1 , . ' ri■
iS
i f 'l l p
A
Kl II* : ’t
Í '*•'
.;J ! ’
■' .'î
'»’ .‘i J F ; i ,
41 1
Í Í il! ' 1 ** .--r* ! il I f ii
■ te i" te'
; ' \ J
II lit-; .1
■ À :* 1
_ I
_ ‘i ' i i i t e i
' X ififl 'il
f W-
fi'"U I
, » 4 1 >-<’ > 4 l | ,
n - -ië f ÿ ’liW 1 ‘
' î ‘ L''4 . k 1 'II,
i l -4 ’
j 8 6 G E Z I G T D E Jl ' Z E í.
m"v/eerwil'haarer ontembaarheM, vaste per?
ken heeft "— — f la t haare wateren altyd zout.
gyn "—— dat z y eene grooter hoogte dan .’£
Eänd vert-oóñt i enz. .
- 'V ; Mag iki'U bidden , niet zo veel te ge-,
lyk"! E é n " woord meer van zo veele ftuki
ken,, w y l , ze my , " by, het opnoemen ., * te
verwonderlyk voorkomen , om er over heen
te loopen. ' . , ‘ '
A. Ik wil hier gaarne , o,m uwc: opletten,-
heid’ tfl fcherpen , om uwe kennis te Ver-
^r-odtem'; *«'rt om/Ü groote fchoone proeven
van Gods Almagt en Wysheid .te. geeven ,
Van llap tot ftap , voortgaan. / — — G y
iheent-, dat de -Zee hooger dan het Land is,
flierin bedriegt JJ het gezigt , z y is . laager
da* Let Ihand.; doch b y , fterke winden .ver?
fig ff z y zieh: twee Voeten boVeh de hoogfte
Laaderyen y "on e lf 6 f twaalf V o eten boven
het Anifterdaiiifche ,peii. . ,
L "V. 'De Zee is .nm in r u s t , 'flan ' wederom
in* zulkft eenei geweldige Aooge rBeweeging I /
' i" Ai- '■'Nadien"'/ de.* .■ Z e e . een' deel f l e r groo tc
Aarde --is. i"' ' Fßhier * zwaarte alle denkbeel-
F ^ n 't é boven (gaat; zo moet:,liet ons nier
%eemdt fohynem,.: dat «zulk -Oen- geweldig
groOt en -zwaarlLiehaam in- rust' komt ; doch
het is noch verwonderlyker , dat zo zwaare
Wateren in/ ' ZO geweldige beroeringen ge-
¿(Eágt kunnm-worden. Hoe keurig wordt dit
F ' ft uit-
STIETE e n AVOEsTäElÖ S e R ZEÊ. 3 | |
tiitgetekend in de. H, S c h rift? ffy doet M
diepte ziedem gelyk een pot , hy Jtelt de zee
als een Apothekers kookerye, Agter hem verUeJip.
hy hit .pad men zau den afgrond, voor gpy-
zigheid houden. Job X LI; 22, 23.: Hy treedu
i)p de hoogten der, zee.- IX: 8 , , l a welkigévaÎ
de . G o lv e n , hooger dan Eerken ry z en d e , teft/
zelfden tydeft-eene zo verfchrikkèlyké dieptö,-
maaken , dat twee Schepen V eene G o lf tus?..
fchen beiden hebhende , en dUs. in ■ de laage-
demingen zieh bevindende; elkanders WimF
pels niet kunnen zien. Eene fchijderagtlge/
befchryvirig, welke haar weergaê niet hêeft ^
vindt gy hier van Pf. CVII: 2 5 -2 9 , Als hy
fpreekt, za doet - hy eenen ftormwind opftaan y
die haare golven om hoog verheft. Zy (d e Zee?
iieden) ryzen op naar den. hemel, zy daakti
neder-. tst .in de afgrondén : ' haare. zieie .veffmelt
Van angst. ‘Zy dansfen en waggelen alsJeerP'
dronken ' many, envoi, haare' Wysheid/:woTd':y,er~ :
ßmden. 'iDüch : .mpende. tot den' - Heefe in d e .
henaauwdlieid , die- zy hadden , to 'voerde hy z i:
nit haare, angftem Hy doet den florm ftille.
ftaan , to ■ ddt-Jmare golven ftil zwygen. Eveh-x
wel verhefeii ¿ich in d it geval de W a te re a j
maar welaige Voeten bovea d e \vaare Öp? '
pervlaktd der Zee. He't oog bedriegt oas
ook hreria,* 'Jn tusfchen is het géweM/ dei rää-
Zende en aanvliegende Golvea zo g ro o f , d a i"
lee siJe geipof liftb o v e a gaat.- Gy t e a t e f
B b a dik-"
» i#-
If :-
■te
I
■ir
•ll j
ii .' I *■ '
itf
'"'i
f
.'T / r.