
• : Sri
' ' i i ¡ü/ . l l i
11 " li
ii
r'>T i’ ‘
. f
i ,
/¡i I c -X' li' I { ;<?i f 'i u'j I I j
X' ’ i b i ' . j f :
' s*t; i ri(F
t.
S2Ö O I I L OO P V A N T B LO E D .
T a k k en , welken zieh naar de Ingewanden
van het Bekken en de onderfte Ledemaatea
begeeven , waardoor dus de Bioedfappen tot
de uiterfte en kleinfte Lichaamsdeelen worden
geleid ter voedinge en onderhoudinge.
Hieruic ziet gy de waarheid van paulus
fraaie Aanmerking : ende de ooge kan niet zeggen
tot de h a n d :' ik heb u niet. van mode ,
of wederom het hoofd. tot de voeten : ■ ik heb u
niet van mode : ja veel. eer , de leden , die
ons dunken de zwakjle des lichaams te zyn , . die
zyn nodig. i K o r xX lI : 2 1 , 22.
V . Waar blyft het eindelyk ?
A. Al het B lo e d , dat niec door/de af-
fcheidingsvaten opgenoomen , . o f door de
hu id , als een doorfchynend o f onzigcbaar
v o g t, uitgewaasfemd is , ook dat niet ter voedinge
gedient h eeft, en noch is overgebleeven
, keert terug. door de Aderen , die wy
BLOEDADERs nocmen, v/elken hetzelve op-
neenien , en uit kleine takjes : allengs in
grooteren zamen vloeiende, ook vermeerderd
door de nieuw ingebragte fappen , eindelyk
door de twee zeer groote f ftgmmen
der zo genoemde holle A d e r , . van boven en
beneden , het Bloed weder voeren in de Regterkamer
van ’ t H a r t, welk d e e l, zo even
ontledigd zynde in de L on gen , van zelve
plaats geeft aan dit geduürig toevloeiend
B loed , waarmede het weder, gevuld wo r dt ,
ora
o m l o Op - v a n t b l o e d ,
ora dat , in het volgende oogenblik , verder
uit te persfen in de Longen , uit welken
het , weder- gevomd’ zynde in de Linkerka-
mer van het * Hart , op'nieuw door het geheele
Lichaam gedreeven wordt. ,
Vä Dus zyn de twee groote Slagaders' als
twee * Hoofd-Rivieren , die zieh in ontelbaa-
re kleine Beeken verdeelen , * om een groot
Land overal ■ te befproeien. » ■
'A . Die gelykenis is juist! Merk er alleen
noch by aan , dat de Slagaders by het-Hart
groot "en wyd zyn , gelyk' de mond van
eene 'Rivier ; "doch , van . tyd tot tyd enger
wordende , de geweldige fnelle drift des
Bloeds door-die toeneemende naauwheid , als
„mede door de hoeken en bogten beteugelen ,
en verminderen , op dat alles nipt fcheure en
breeke. ■ Dan , »de Bioedaders, die het Bloed
terug moeten voeren naar het Hart , zeer
eng zyn d e , daar z y ontftaanXen het'Blbed
■opaeemen , ■ worden , hoe' m*eer z y het Hart
naderen , gaande weg wyder ; en vermids
de aandrang des Bloeds in dezelven ' zeer
verminderd is , en z y . dus weinig te lyden
hebben , ' z;yn z y -yan flegter w e e ffe l, egter
zeer taai en digt , fchoon dünner dan de
fterke Slagaders , en flaan niet. De w y ze
Schepper verfpreidt dus nergens zyne mild-
'heid dan daar het noodig is. Een v/ys Man
maakt "geene zwaare Dyken-, -daar hy het
I. d e e l . ' X i met