
foncein des Lichts is , in het midden ftaan. —>
En eindelyk de beftendige Regelen in-de on-
derhouding der Zwaarte en ’ der Beweging
vorderen zulks volftrekt.
V . De H. Schrift leert egter het tegendeel ?
A. De Schrift fpreekt dikwils van Natuurlyke
dingen, zo als ze zieh aan ons oog vertoonen,
by voorbeeld, z y noemt de Maan
ein groot Jicht Gen. J. 16. om dat ze ons z o danig
toefchynt: egter is de Mäan het kleinfte
der Hemeilichten, en heeft ook geen iicht
in zieh. PAULUS z e lf z e g t , dat de Zeelieden
van ’ t-Schip, aan welks boord hy zieh be?,
vondt, omtrent ’t midden des nachts vermoed-
den, dat haar een land nader de; hoewel men
dit van het Sch ip , en niet van het Land
moet verftaan. Hand. X X V I I . 27.
V . Staat dan de Zon altyd ftil?
A. W y gelooven dit niet! Z y kan om haar
eigen as draaien; want w y z ien , dat de Vlak-
ken, die w y in haar befpeuren, dertien en een
halven dag zigtbaar z y n , en dan weer zo lang
verdwynen. Bevestigt dit niet eene oinwente-
ling in dat Hemellicht? Eene jonge Juffer,
agter ons, op eenen T o o ren , behoorende to t
de oude Bolwerken der Stad Zutphen,. z;iet
g y thans bezig deezp vl^kken der Zon met
een Telescoop waar te neemen, terwyl w y
over dit ftuk fpreeken.
V . Indien gy dan oordeelt, dat het gezegde
gegefchil
voor afgedaan moet gehouden wor?
den, laat my toe , eene andere mutiger vraag
U te mögen doen! Zeg m y, bewyst de Zon
alleen aan ons de gezegde dienften?
A. Neen! Zoudt gy denken, dat z y alleen
voor ons was gefchaapen ? Z y t niet zo ver*
Waand. Die geweldige Vuurkloinp verlieht in
alles zeventien Hemelbollen, die w y p l a n e e t
e n o f d w a a l s t e r r e n noemen, om dat z c j
nooit eenen vasten ftand behoiidende , a ltyd ,
op ongelyke tyden om de "Zon loopen, en
al haar licht van dezelve ontvangen ; w y l
z e , gelyk de Aarde en de Maan, duistere
lichaamen zym
V . Ei ! noem dezelvfe eehs ih òrde op ?
A. De Almagtige heeft digst by de Zoii
Me r c u r iu s geplaatst; vervolgens v e n u s ; daar*
na onzfe a a r .d e en de m a a n ; op eenen vei--
deren afftand m a r s en j u p i t e r , en einde*
lyk s a t u r n u s . Dit zyn de zes Hoofdplanee*
ten , die van e!f kleineren Verzeld zyn.
V . Ik verftaa die Naamen niet.
A. Het zyn Naamen van Heidenfche Afgo*
den , Welken de oude blinde Volken aan de
Planeeten gegeeven hebben, en die w y , om
hunne Schriften te verftaan, haar hebben
laaten behouden. De zeven dagen onzer
Weeke blyven, op geiyke w y z e , noch be*
Boemd naar de Goden der oude Duitfchers.
V. De eerfte, z e g t g y , is m e r c u r iu ì .
D z A. Zo