
.-M \.-rl
r !te
tel
J - vM
4 0 2 O V E R S T R O O M I N G V A N
weste Storm het water der Noordzee , eerst
, door den Zuidwesten Wind hoog voor onze
Kusten opgezet , (want deeze twee volgeii
zo dikwils elkander) met een groot raa-
zend geweld injaagt ; alle zuike ongemeen
.laage Landen , zeg ik , moeten noodwendig
overal zeer veel van - de woede der Zee
uitftaan, gelyk we onlangs, daarvan zulk
eene treurige ondervinding gehad hebben op
den 14 en 15 November van het jaar 1775 ,
toen het fchoone H ol’and , aan de.eene z y de
door h bezv/yken van de Delfshavcnfche
Sluis, en , aan den anderen kant , door de
hooge Zee 5 die te Enkhuizen met -den dyk
gelyk ftondc , en over dien van Edam op
veele plaatzen heen lie p , deerlyk geteistert
werdt; en wederom, op den 20 November des
volgenden jaars 1776, toen Holland een gelyk
gevaar liep, doch Friesland, Overysfel en Gelderland
zwaarer getroffen werden dat millioenen
fchaade aan ons Vaderland gedaan,
en veele Menfchen het leven gekost heeft.
V. W a t Is hiervan de reden V
A. Eene der Hoofdredenen i s , dat de
Vloeden in de Zuiderzee hoe langer hoe
hooger gaan , vermids ■ de Zeegaten , by de
Helder , T e x e l , Vlieland enz. van tyd tot
tyd wyder wordende, de voile aanvoer van
Wateren uit de Noordze e, by Noordweste
Stormen, gereedlyk iniaaten, en dus door
hua-
O N Z E Z U I D E R Z E E / 403
hunne engte zo w é l niet meer kunnen af-
keei'en als in oude tydem Eén voorbeeldl
zal U dit ophelderen. Men plagt Voorheert
de groote Zeefluis te Edam , die het over--
tollig binnenwaterj komende van Alkmaar,
uit de Beemfter , en de Purmer enz. in da
Zee loost , vyf o f zesmaal in ’ t ja a r , tegens
de hooge Zeevloeden te ftuiten : maar
thans komen deeze Vloeden zo »dikwils w e gens
de vcrwyde Zeegaten, dat men' verpligt
is zulks meer dan vyftigmaal in één
Jaar te doen.
V . W a t is hier tegen te doen ? Hoe zal
men de hooger gaandè Vloeden afkeeren ?
A. Zal men antwoorden : door de Zeegaten
te vernaauwen ? dan is eerst de vraag ;
o f onze Vaderlanders zulk eenen kostbaareh
en geweldigen Arbeid zouden kunnen en durven
onderneemen ; en daarna , o f zulk eeri
Werk (ik heb de wydte deezer Gaten met
aandagt befchouwd , en de woede. der daar
door jnvliegende Zee met verbaasdheid ge--
zien) tegens dezelve beftand zou zyn ? Ge-
lukt zulk een Werk n ie t , o f is de Ondef-
iieeming niet raadzaam ; dan valt er niet anders
o p , dan onze Zeedyken tegens zulke
Vloeden ' te verhoogen j hoewel het gCene
beuzeling is , dezelven op veele plaatzen,
ten minftem vyf vo e ten , cp te trekken,-
T o t één van deeze beiden zal men egtef
' G e 3 mue--
' t e '
' %
— i
' J w‘t-'V
- te
■ f7.
:\
m
IÉ