
i. :i
il i* Â ft
%
/il';
Il '
ft
I! ï
*•,-*
! ■ / J i f
i t
i (‘ <J ’ ài
n U . .'I
230 0 M S ,
fraai zong eertyds een lieilig Dichter in hét
Oosten , het jaar mver goedheid, en uwe voet-
jiàppen druipen van vettigheîd. Zy bedruipen
de weiden der wocjlyne, en de Iieiivelen zyn aan-
gegord met vîrheiiglng. De velden zyn beklèed
met hidden, en de,daalen zyn bedekt met koorn;
zy juichen , ook zingen ze. Pf. L X V : 12—pip,
V . Dan s de Zomer kan in alle Landen
niet even lang vallen , om dat de Zon de?
zelven , vroeg en laat in het jaar , niet op
, eene geiyke w y ze noch met dezelfde kragt
flefchynt. ; ik wil zeggen, dat de Zomer
daar K o r t, en elders lang moet diiuren.
A . „Het is waar , in de -uiterfte Gewesten
van" het Zuiden- en van het Noorden vallei]
de Zomers k o r t , en er is dus , zou men
zeggen , geen tyd voor h e t . Graan’ om te
groeien : doch dit gebrek van tyd wordt
door eenen z g i]ioedigen wasdom der Graanen
vergped , dat men 5 by fommigen ft in
den tyd van zes weeken , zaait en inöogst ,
längs welken weg men alle noodige behoef-
ten kan winnen. En daar zyn de Inwooners
met korte Zomers en lange W in te r s ,
zo wel als anderen , die byna altyd Zomer
hebben 3 te. vrede. Een Groenlancier zou
zyn koud Gewesp niet willen verruilen met
het vrolyk en v/arm Italie. ------ Is niet
deeze vergenoeging een heerlyk bewys van
cpie hooge Regefing V
V, Nu
h e r e s t . 2 3 1
» v . Nu moet de h e r f s t ook eene beurt
hebben.
A. De arbeid van alles' wordt nu be-
loond! De H e t t e , die door een langzaam
vuur' alles tot volle rypte heeft gebragt,
neemt thans af. D e Formeerder der Aarde ,
die het veld in de Lente met een zagt
groen bekleedde, d a t , door de Lucht en
de Zon in den Zomer langzaäin , biuiner
w e rd t , gaat hetzelve wederom ontdoen van
dat vrolyk gewaad. By gebrek van die fterke
aanvoering ,van fappen , worden de Bladeren
eerst g e e l, eh vallen daarna a f : doch
wat het. oog nu misfen moet , wordt door
wat anders dubbel vergoed. Hoe veele Grannen
, Boomvruchten , Zaaden , enz. zyn nu
in onze Voorraadkameren gebragt ! Het wild,
het jong tarn V e e , alle jonge Vogelen zyn
groot en vtet geworden ; alles is ter flag*
tinge gereed : alles voorziet zieh tegen den
g e b r e k hebbenden Winter ; en dat hier niet
gevoe'd kari worden , gelyk veele Vogelen ,
iieemt de reis a an , en vertrekt.
: V . Waarom' klimmen de Saifoenen' zo
langzaam, z o trap sw y ze 'op en a f ?
"A . öm dat anders de verandering te groot
en zeer fchaadelyk zou - zyn voor al wat
l e e f t , en groeit op de aarde. Gelyk de
Almagtige het Heeläl niet fchiep in een
oogenblik, zo werkt Hy ook noch niet al-
X ,, p ^ . les
At'
I l
trii