
, i .............. " f ' l i r '
Ik'i ; -if
I ' •
l.'H !
r J /
I r ■
w . Í ’ . L ■ . ''/"/V ,
' F J ' i r M’i
h i ' '
‘■f í í H h 'I' ! f,
lip:
j¡ ■ .■•
-li ! ■; H
' P | i | j F | PÍ| "
b i " » t Í F ' Ifei ’
I b í:fl4:.jiá
^ ' : ; i t e t r
te doen hebben j. zo wel door de LongfeS
als door ’’c heele Lichaam , trekt het Hai-t ,
de groote Aders eerst met Bloed gevuld ^yn-
d e zieh met eene aanzienlyke 'kragt t o e ;
want deszelfs geheel maakfel , is fpieragtig.-
Hier door wordt het Bloed gelyktydig uit
de beide holligheden des Harts uitgedreeven ,•
uit de regterkamer door de Longeflagadef
in de Longen , uit de linker door de groote
Slagader naar het geheele, Lichaam heen ,* met
eene fnelheid van tweeenvyftig. v o o ten , in ,één
m inuut, door ;.de ; groote s la g a o e r ; heen ,*
dat i s , . het Hart knypt zieh toe,* .o f klopf
in vierentwintig uuren byna honderd duizend^
maal.- — * Zo- dikwerf nti het Hart , door
deeze wonderbaare toeknyping, het Bloed
fpuit in de_ Slagaderen y verwyden deezen
ziclr wel ; doch z y trekken zieh ook , op
bet oogenblik , weér: te zamen* Z y kloppen
o f ilaan Irierdoor tegen uwen v in ge r , gelegd
even boven de hand op den zo g e - '
Boemdcn PoIsflag, .hec geen den Geneeshee-
ien berigten van het uiterfte belang g e e f t ,
en hun uit het ongeregeld openen en toe-
knypen van het Har t , dat i s , uit den Pols-“
flag den aart der Ziekte , leert beflaalen , en
goede geneesmiddelen voorfchryven. ----- -
D e Polsilag leert dit den Geneesheeren,
zegge ik ; want ik raade Ü , eenen onge-
oeffcnden in de konst van den Pols ce voel
e n .
le n , Volftrekt a f , telkens dat te„ doen j
w y l een meer dan geWoone traagc o f radde
S la g , die zo dikwerf by de gezondfte L ie den
plaats heeft , Ü ligtelyk in de verbeel
ding zou kunnen brengen van ongefteld te'
zyn ; welke verbeelding altoos onnut en mogelyk
ook altyd, fchaadelyk is. Z y alleen
kan uwen goeden bedaarden Polsilag veränderen
, en doen jaagen. Deeze goede o f
kwaade gefteldheid van ■ den Pols was den
ouden niet onbekend. j o b klaagde reeds i
myne polsaderm riisten niet ——- myn ingewand
ziedt , en is niet fiille. X X X : 17 , 27.
V. Hoe is bet met die groote Slagader,
welke zo veel dienst doet , om hef Bloed
zynen omldop te doen beginnen, verder
gelegen ?
A. D e groote Slagader klimt uit het Hare
eerst' regt o p , en wordt Vervolgens naar'
beneden geboogen , loopende:dus, door de
Borst en Buik, tot aan de laatfte W c r r e l
der Lendenen neder. tJit deszelfs bogt komen
drie, voornaame T a k k en , welken zieh
inzonderheid naar bet Hoofd en de Armen
verfpreiden. Uit derzelver nedrdaalende ge-
■' dceiten gaan mede verfeheiden’ Takken naar
de digtby deelen in dc B o r s t , in het Middenr
i f , en in de Ingewanden van den Buik. Deeze
ne^rdaalende Stam fcheidt zieh vervoL
gens - eerst in tw e e , en naderhand in meer
Tak-
IE*'
i',i
I