
f . I
I f 'Lii:i::
IGft. W I N D ,
pn weer moet gevaaren worden , kan niet^
pns beter tot dat einde dienen , dan veran?
derlyke Winden, die wy in overvioed hebben,
üw e achteloosheid is denkelyk -oor?
zaak , dat g y , mogelyk n o o it, aan deeze
w y ze en goede beitelling van den Allerhoog-;
ften gedacht hebt, s a l o m o fchaamde zieh
niet d i t ' op te merken, en zulks in een
Heilig Boek te plaatzen. De^ wind , zegt
h y , gaat Jiseds omgaande, en de wind keert
weder tot zyne. omgangen. Pred. I. 6.
V . Is er niet eene vaste Wet aan onze
wispeltuurige Winden gezet ?
A. Plierboven heb ik U reeds, gezegd ,
hoe veelen er te Utrecht iri het zelfde
Tydbeftek ' gpwaaid hebben : d o ch , om U
meer te yoldoen , zal i k , uit eene fraaie
ly s t van Winden , d ie , geduurende zeventig
ja aren, dat is , van ’ t jaar 1701 tot ’ t jaar
3770 ■, te Amfterdam gewaaid hebben, een
in dagen (gemickleld g e ta l, my medcgedeeld
door den Edelen Heer a . c a l k o e n , ' een
groot Eenner en Begünstiger der Weetenfchappen,
opgeeven.
V . Hoedanig is dat getal ?> . -
A. Men heeft er gehad: 24! 'Nooi'de, 30
Noordooste, 48} O o s te , 21 Zuidooste , 24
Zuide , 97 Zuidweste, 54 Weste en 31
Noordweste V\ inden ; waaruit gy zien kunt,
wmlken aldaar het meeste ep het minsta
waaien. ' y , Wel|^
S 3
If,.
W I N D . l o s
V. Welk een v e r fch il! maar als de Win«
den tot eene zekere hoogte komen, hoe dan ?
A. Dan noemt men z e , gelyk gy w e e t ,
Stormen, o f , gaat het nog ve rd e r , Orkaa«
nen. De laatften zyn te geweldig om te
kunnen behaagen; dan de eerften , . kan ik
niet ^ zeggen , geheel zonder vermaak te
hooren. Ik gaa dan zelfs wel eens wandelen
, om deeze ontfteltenis in de N a tu u r ,
mag ik my dus uitdrukken , , te zien en te
hooren. Eene regt fraaie dichterlyke be-
fchryving geeft ons daarvan een oud Poeet.
A ls God fpreekt, za doet hy eenen ftormwind,
Opftaan, die haare golven, naamelyk der Z e e ,
om hooge verlieft. Z y , te weeten de Zeelieden
, ryzen op naar den hemel, haare ziele
verfmelt van angst. Zy danfen en waggelen,
als een dronken man, en al haare wysheid
wordt verßonden. Doch roepende tot den Heere
in de henaauwdheid, die zy hadden, zo voerde
hy zt uit haare angften. Hy doet den ftorm
ß ille ftaan , zo dat haare golven ftille zwy-
gen. Dan zyn ze verblyd, om dat ze ge-,
ftild z y n , tn dat hy z e . m de haven 'haarer
begeerte geUid heeft. Laat ze voor den
Heere zyne goedertierenheid koven, en zyne '
wonderwerken voor de hinderen d e r . menfchen.
Pf; GVII. 25 -3 1 . ------ Wa t dunkt . .U ,
ziet gy niet , uit deeze fchilderagtige T e -
'S i op dit oogenblik, .eenen vliegen-
6 5
■
m 1
h'l
fr