
T W E E D E
2: a m e n s p r a a k
O V E R
H E T U IT SPAN SE L E N D E HEMELSCHE
L ICH A AM EN . •
Uitfpanfel. Sterten. Zon. Licht, ßoleuxen.
Planeeten. Eclipfen. Kometen,
' i
li I:
V raag. J V i e t welke ilofie zullen w y
SU beginnen? ,
A n tw q o rd , Het is natuurlyk, dat w y
nu met de befchoiiwing.' van Gods aller-
grootile ,W§rk , hpt geen gy hier boven
:U ziet,, ilc meen, met het u itsp a n s e l
!?enen , aapViing mgaken, Him' buiten ’ t
buis , ' onder deezen Boom gezeten p heb?
iben w y er de fchoonfte gelegenheid toe.
P w lust z y opgewekt to t de aandagtigfte
fiefpiegeling ! yry neeinen toch geen, gering
werk pnder handen. De Heere heeft M heme-
len gemaakt. Pf. X G V I . y. Die de aarde gemaßkt
heeft door zyne kragt , die de waereld
tereid heeft dopr zyne y’yshpd , m 'den hemel
uitgebreid door zyn verftand. Jer. X . I2,
y , Hoedanig is dat groot gewrogt ?
f t kan f r U niets meer van zeggen ^
' daE|
P I T S P/A N S E E, t s
dan gy thans ziec. Het Uitfpanfel is een zee?
ruim en onmeetlyk vak , waarin God de
Waereld , en alle Heinelfche Lichaamen
heeft geplaatst, zo geweldjg g ro o t , dat het
alle verbeelding overtreft. Het uitfpanfel
verkondigt zyner handen werk. Pf. X IX . 2.
V. Groqtte is dan deszelfs voQrnaamfte
eigenfchap ?
A. Grootte en Helderheid zyn deszelfs
twee voornaamftd Eigenfchappen, welke twee
hoedanigheden het Uitfpanfel • moest bezitten
,. om z o . veele omioopende Planeeten ,
Komeeten en^ Sterren te kunnen bevatten:
een heerlyk Werk indedaad van den hoogen
God ! Hy is 't ., die de hemelen uitfpant als
eenen 'dünnen io e k , . en breidt ze uit als eene
tente om te bewoonen. Jef. X L . 92. Zie daar
dat verbaazend Uitfpanfel , zie die fchoone
Z o n , en dat vrolyk Licht : deezen avond
kan ik U de fiikkerende Sterren en d e . zagte
Planeeten toonen. Zweryende Komeeten
zyn er thans niet te z ie n , w y willen
er egtef van fpreekep.
y . Heeft men deszelfs ruimte nooit ge,
kend , , o f kunnen meecen ?
A. Neen i Er zyn : tot dit. ftuk , geene
Werktuigen te bedenken. Aan de hoogte
des hm ßk P geen doorgronding. Spr. X X V ;
3. De hemelen daarboven kunnen niet gee
worden, ftr . X X X I . 37, ,
' g y Y ,