
|- V. Er zyn egter noch al eenigen , die
acht geeven op Gods Werken , gelyk
blykt uit derzelver Schriften , die thans
meer dan voorheen , over dit onderwerp,,
in het licht koomen ?
A. Hoe groot is hun getal? — Laat eenige
weinige Geleerden dit iluk ter harte neemen,
wat doet hierin de Vaderlandfche Jeugd,
wat het Gemeen ? Niemant van alien be-
hoorde egter achteloos in dit ituk te zyn.
V . W e lk nadeel doet dan deeze van U
zo ftreng veroordeelde ongevoeligheid en
onoplettenheid ?
A. Z y is o orzaak, dat de Mensch het
wys oogmerk van zynen Schepper niet
kent , o f dat vernietigt ; dat hy zieh
zelven ontzet van een genoegen , ’ t welk
zyn hart zou verbeteren , en met lieve
zagte aandoeningen vervullen ; en dat de
kennis, eerbied en lo f van het Opperwe-
zen hier door agterblyven. Welke laage
cn verkeerde denkbeelden moet men toch
van den hoogen God maaken , wanneer
men niet ten vbllen ziet , en overreed
ftaat van deszelfs Almagt , Wysheid en
Goedheid in alle zyne Werken ?
V. Verdienen dan de gefchaapen’ dingen
zo zeer myne oplettenheid ?
A. Het moet U zekerlyk niet verdrieten
het oog te llaan op zulke W e rk en , die
het
het den Schepper niet verveeld heeft voort
te brengen. -
V. *Dan welke voordeelen zal ik genie-
ten , als ik naar U hoore ; als het U ge-
lukt my uit die achteloosheid te, rukken ?
A. Daar God bet cerile en het laatile
einde in alle onze nafpooringen behoort te
z y n , zult gy , myn vermaan volgende, uit
zyne Werken ontdekken deszelfs verhee-
Venile denkwyze, met de edelfte en :groot-
moedigile oogmerken , die niet alleen be-
ilendig op het groot en algemeen welzyn
der Waereld, maar ook op het byzonder
geluk van ieder Schepfel doelen en uitloopen.
----- G y zult de fchoonfte en treffendile
fchilderyen van deszelfs, Grootheid ,
A lm a g t, Wysheid en Goedheid met verrukking
befchouwen. ^----- G y zult daardoor.,
,op de verheevenile w y z e , van Hem leeren
denken : want , w y l Hy zieh niet onmidde-
Jyk aan ons geopenbaart, maar bevel gegee-
ven heeft aan Hemel en Aarde, om ons te
verkondigen, wat Hy i s , ; zo. moeten. w y
Hem uit zyne Werken leeren kennen , lief-
hebben, eeren , vreezen en aanhidden. —
Dît zyn geene beuzelingen , geen ydel tyd-
■verdryf.
V. Heb ik uit zulk een Onderzoek van
■Gods Werken niets meer te wagten ?
A, Ja w e l, offchoon het gezegde op zieh
A. 3. , zel