
E
III ; :
'
•! ! ; . - f ft
ft"
i
s ft
1ft
" x f t : '
! i
ï:ï=:: ^
i-"ft'-4 ' ft
IF
r i - o i l e u
ftil '
f
j ;
ora dus te vergoeden , wat de' drie eerstea
niet kunnen doen. W eik een Verfchil in
den afitand der -werking ! ------ Moest het
Oog op de dingen lig g en , gelyk de Spys
■op de. tong , wie zou dan kunnen zien ?
Smaak , Reuk en Gevoel worden niets ge-
waar , ten z y de dingen digt tot hen gebragt
worden ; maar het Oog breidt zieh
u i t , zelfs tot de Planeet Saturnus. En dit
incrkwaardig onderfcheid der werkende Zinnen
, onder p ädlus oog vallende , (wat
•merkte toch zyn groot Vernuft niet op !)
g a f Hem aanleiding. tot eene der fraaiite ,
itoutite en gewigtigfte Vergelykjngen tusfchen
de Wysheid , die de Reden den Heiden
oplevert , en tusfchen d ie , welke de
Openbaring den'Kristen leert. D e eerile leert
den Heiden door de Reden te zoeken , of hy
hem (den Allerhoogilen) immers tasten en
yinden mogte. Hand. X V II : 27. de andere
doet door de Openbaring den Kristen den
Onzienlyken zien.. Hebr.- XI: 27. en met on-
gedekten aangezigte de heerlykheid des Heèren
aanfehouwen. 2 Kor. I ll: 18. ----- Als één
Zintuig v e r zw a k t , o f in onbruik raakt ,
neemt het ander in kragten toe. Als men
het Gezigt verliest , beklimt het Geyoel
eenen byna ongelooflyken trap van fynheid.
Ik. heb eene blinde Vrouw te Eiburg Bra-
bantfche Kant zien werken. W i l l e m de III.
Prins
prins van Oranje, gehoord hebbende o an
eenen Blinden , die de Koleuren op fpeel-
kaarten en andere dingen met de Vingers
kon onderfcheiden , liet denzelven by zieh
komen , en werdt van de waarheid over-
migd. Een myner Vrienden heeft eene blinde
jonge Dogter Brafeletten o f Armringen
van aaneen geregen’ kleine Koraalen , gelyk
men voorheen droeg , zien maaken , van zu lke
Koleuren als men begeerde, zoekende
die met de vingers uit allerleie foorten van
Koleuren u i t , en vlegtende zelfs den naam
van den Koper boven op den Armring,
’ t ' Valt ligter te begrypen, dat de Koleuren
van geverwde Kaarten en van wolle goe-
dcren onderfcheiden kunnen worden op het
G e v o e l, dan die van het gladde Glas te
onderkennen door betastinge. — - W y kunnen
niet wel ¿en Zintuig misfen. Hoe on-
verfchillig zullen w y toch eeten , als • w y
den Smaak ontbeeren ; hoe weinig zullen
onze levensgeesten .verkwikt worden, als w y
den Reuk, misfen; hoe ' on gemakkelyk wordt
ons de omgang met Menfchen, als het Gehoor
verzwakt is ; en hoe droevig is het
leven, wanneer men het Gezigt verlooren
heeft ! •
V. Dacht ik ooit zulke negen Aanmerkingen
yan ü over deeze ftoffe te zullen hooren
! C y hebt my oneindig meer Wonderen
S 3 in
iftft'l.