
A. Daar ziet g y aan , hoe fchaadelyk de
Onoplettenheid i s ! Z y onthoudt U de kennis
van groote en verwonderlyke waarheden. De
aandagt der oude Wyzen viel reeds hierop.
Ook vermoeit hy de dikke wolken door, klaar-
heid : hy verjtrooit de wolke zynes lichts. Job
X X X V I I . II. Waar is de weg, daar het licht
ovoont, en d'e duisternis , waar is haare plants?
Dat gy dat hrengen- zoudt tot zyne paale , en
dat gy merken 'zoudt de paden zynes hu is? Job
X X X V I I I . 19
V . Men behoort zieh deswege te fchaämen!
A. Dit is wé l g e zegd , én noch meer behoort
de Mensch te b lo o zen , dat hy zynen
magtigen goeden Weldoener zeldzaam dankt
voor het L ic h t ; een gefchenk, welks uitinun-
tenheid byna nooit overwoogen, veelmin regt
gekend wordt.
V. Welks uitmuntenheid byna nooit over-
woogen, veelmin regt gekend wordt , zegt g y !
A. Ik druk m y , dit zeggende,,niet te iterk
uit ! In welken naaren nagt van duisternis zouden
w y leeven , en wat zou toch ons leven
zyn , hadden we geen Zonnelicht, o f inoes-
ten we altyd Kaarsfen branden ? Laat ik he-,
ver zeggen, w y zouden, even gelyk de Plan-
t e n , die dat Licht volftrekt moeten hebben,
zonder hetzelve wel dra fterven. Hoe vrolyker
, hoe veel beter gemoed z y t g y , als dc
Jgon beider f c h y n t , - dan wanpeer w y eenen
fomíomberen
nevelagtigen dag hebben 1 Hoe veel
invloed heeft het Licht op ons geftél ! Hod
veel luchtiger gaan , hoe veel naarftiger ar*
beiden wy dan! Wist s a l o m o niets hiervan,,
toen hy fchreef ; Het licht is z c et, en 'liet is
den oogen goed de zonne te aanfehouwen? Pred;
X L 7-
V . Vergun my noch ééne yraag te doen.
Loopt de Waereld rondom de Z o n , o f
draait de Zon rondom de Waereld.?
A. Denkt gy noch aan dat oud yeriieeten
g e fch il! Als gy in de Sterrekunde bedreven
waartj zou ik U de waarheid der eerfte fteh
ling uit vyf bewyzen ontegenzeglyk aantoo-
nen : nu zal ik door v y f anderen U tragten
te overreeden, dat de Aarde rondom de Zon
wentelt.
ftelling is , naamelyk, veel
eenvoudiger
komt ongelyk veel beter
overeen met de gewoone werking van God in
de geheele gefchaapen’ Waere|d , en vooral
met het denkbeeld, dat wy van deszelfs hooge
Wysheid en Orde moeten maaken welken
men toch nimmer wél zal kunnen verdedigen,
zo men tot het ander gevoelen oVerhelt ------
Het is ook veel voeglyker te ftellen, dat een
Licbaam groote, dat i s , de
Aarde romdom de Zon , dan dat het groot©
om het kleine, dat is , de Zon om de Aarde
bewoogen wordt. — D e loop der Aarde z e l f
leert; bet. - — * Ook moet de Z o n , zo z y de
I. DEEL. D föIH-
(Í'