
r*k 2 f ' : : ¡
,J, ft Í
' 3 7 6 N U T D E R B E R G E N .
gen ‘ befchutten veele Landen eh Wolken tegens
ruwe en onguure jaarfaifoenen.- ____
-Bergen ontvangen de tegen hen ftuitende Zee-
,dampen 5 yerdikken dezelven , en, iaaten den
X neérgevallen Regen in hunne hoftigbeden in ;
en deezen gevuld z y n d e z o e k t het gekleins-
d e , en door hec zand gezuiverde W a te r ,
beneden, eenen ,uitwe g, vormende dus de
-Eeeken, die door haare aartige kronkelingen
de Valeyen verfraaien en bewateren. Hiervan
zong een heiJig Dichter ter eere, Van Hem ,
die dit 20 heerlyk w r o g t : Die de fonteinen
■ mtzendt: door de ■ daalen , dat ze door ' de ge-
lergten heenen wandelen. Zy drenkenrat het
gedierte des velds.. . By dezelve woont het gevo-;
gelte des hemels , eene ftemme geevende van tusfchen
de takken, H y drenkt de bergen :uit zyne
ppperzaalen, Pf. CIV) l o - i ß . __ ß g Bergen
kaatzen de Zonneftraalen met eene verJ
dubbelde hette naar beneden , maaken daar-
door de daarop „ o f de beneden gezaaide
Graanen ryp , en dwingen den Wynftok den
edelften drank te geeven., ------ Landen , veri
e van Rivieren gelegen , worden . uit Me
Bronnen der . Bergen gedrenkt, en veele In-
.wooners der Waereld , die door den groot-
ften brand der Zon geblaakt worden- , , hebben
geheele reien van Bergen ter befchuttinge
J'opr Zieh liggen., ----- . Bergen zyn Boiwer-
- m . de Vyanden. : — - Eenige Bergen
b ijii’
N U T B E R B E R G E N. 37Y
; -branden nu - en dan o f a lty d , en werp'ep
asch en fteenen u i t , om de ingewanden der
Aarde vap nadeelige ftoffen *te entlasten , en
-verwoestende Aardbevingen te 'voorkomen. —■
Veele Bergen , eindelyk , ; zyn • bedekt met
altoosduurende Sneeuw , om onze Rivieren",
■het geheele ja a r , te doen-ftroomen, deq
Koophandel te begunftigen , en Vee en
Mensch te drenken, ——■ Zie daar twaalf
andere Nuttigheden ! * '
- V. Ik moet bekennen , dat ik , thans eerst,
de wysheid van den Schepper in de formering
der Bergen regt zie. Uvs; ftelregel , Een-
vormigheid : en Werfcheidenheid " van --Nuttig-
heden , wordt hier ah weder op eene aari-.
genaame w y z e - bevestigd.' Dan y ' eene duisterheid
blyft my alleen , ten opzigte van
het laatfte, over, Verkiaar m y , hoe het
mogelyk' is , ’ dat de Sneeuw op de Bergen y
gan aile' kanten in den Zomer blootgeftelj
voor de Zon , niet fm e lt?
A. Begryp , dat de Straalen der Zon lynregt
dOor - de , hooge Gewesten der Lucht
doorgaan , en daarom dezelve maar zeer weinig
verwarmen ; bygevolg kah de Sneeuw ,
op de Bergen liggende , • en dus te weiiiig
yerwarmd , niec finelten; »
V. Het is dan op de Bergen koud ? " '
A Zeer koud, en vooral op derzelver toppen
I Op de Aarde is het egter warm , ge?
' ' ^ ^ 5. Iyi§
11'
kk
’ Í
' I l
L L
¿Hf.-
S; ''*,1r
ik;