
ii illi>
r i ;
ft 5» ft
» r*i
1. tiii
i ' i i
gemeetilyk zagt , warm, verzeld van zoele
regens , vooral in den Zomer , en , om z y ne
itreelende- en -vruchtbaarmaakende hoedanigheden
, van ons zeer geliefd.
V. Levert hy niet, boven dat, eene zonderlinge
proef der Godlyke Goedheid ons-
waards uit ?
A. Ja! w an t, hoewel hy foms eenen fe ilen
aaridrang h e e f t , e n , zo hy zieh naar
het Westen Wendt, tot Storm nadert , keert
hy zieh egter meest naar het Znidoosten.
Zyne ' hoofddeugd is , dat hy in onze koud-
ile Saifoenen; moest w a a it, eens zo veel in
den Winter dan in den Zomer en in de
Lente : dus verzagt hy ons klimaat tegen
de barre Noordeiyke en Oostelyke W in den
, het geen. onze itrenge Winters draag-
lyker maakt. - ,
V. Hoedanig is zyn buurman , de zdid-.
oosTEwiND ? / » " ■"
A. H y waait hier het allermins't , om dat
h y , denkelyk door de hooge bergen van
Klebfs- en Bergland , Wordt ’ tegengehouden :
d a n , wanneer hy over dezelven » to t -ons
k o m t, vertoont hy zieh in een aanminnig
gelaat. Meestal met gematigde kragten te
wa aien ; dikwils alle jaaren even veel zieh,
te doen hooren , en zelden met een bulde-
rend g e luid;: eene getemperde Lucht ’ by
zyne zagtheid te voegen; d e s ‘’Z omers'ee--
nen
nen vruchtbaaren Regen mede te brengen ;
is hy al eens k o u d , egter zo fcherp niet
als een Noordoosten Wind te blaazen, w y l
hy uit zoele Landen overkomt ; en eindelyk
veel Waters uit de Zuiderzee en uit
de Maas naar den grooten Oçeaan a f te
voercn , zyn waarlyk Verdiensten genoeg, .
waarom wy onzen Schepper, die hem
voor ons Vaderland dus beitemde, > moeten
lieven. -
V. Uwe aandagt valle nu op den oos-
TEWIND.
A. Deeze is hier wel akyd,.', zelfs des
Zoiners , koud, en brengt ’ s Winters vorst
aan ; maar hy is anders by zyn menigvuL
dig waaien , beftendig, en komt minder, in
den Zomer, dan in de drie andere Saifoenen
over. Hy geeft wqinig ftovm, en waait v ry
gelyk door. Na zyne kragt op den dag
getoond te hebben,, rust hy ’s avonds ;
doch hervat hy zieh dan , zo ftaat by door,
en geeft ons uitneemend lieldere en fchoone
Dagen, ; W y hebben voor hem groote
verpligting aan den God der natuur ; want
hy voert onze Vlooten , en vooral de Indi-
fche Scheepen, die veelal lang naar , hem
moeten wagten , volgens de wy ze wet der
Bewindhebberen onzer Dost - Indifche Compagnie
, naar de Zee. Hy doet ook bet Y
fterk afloopen, Rhynland uitwaceren , en
• G 3 . dwingt
»I
..A