
Ij
f t f j
I'ii 1,
J I
V i
ftu
I
i,.' 'ii':
U I,
1 ' I
1 >
I
■i,.i H
5
|1S '! l i !
2 5 2 „ W A N S C H E P S E L.
Dit a lle s , ZO: wonderlyk .als wys-, my
altyd in . verbaasdheid wegruldeende , dringt
ons; tot dien edelen lo fz a n g :. ik loove u ,
om dat ik op eene. heel vreezelyke wyze wonder-
haarlyk gemaakt ben : wonderlyk zyn uwe werken
, ook': weet het myne ziel zeer wel. . Myn
gebesnte was voor u niet verholen, als ik in
het verborgene gemaakt' b en , en als een bor-
duurzel gewrogt ben , in de nederjte deelen der
aarde. Uwe oogen hebben mynen ongeformeerden
klomp gezien, en alle deeze dingen waren in uw
boek gefchreeven, , de dagen als ze geformeerd
Zouden worden , toen . noch geen van dien was,
Pf. C X X X IX : 1 4 - 1 6 .
V. Hoedanig is het Menschlyk Lichaam,
als er het een o f ander aan ontbreekt , o f
wanneer de Gezigtlinie , boven. vermeld,
eens over de honderd Graaden gaat ? ’
A . Dan is de Mensch een . Wanfchepfel.
V . Zulken zi*et men fomtyds.
A . Men vindt onder Dieren , Vogelen ,
Vis fch en , Planten en Menfchen , wegens
zekere v o o r , ons zeer duistere toevallcn ,
nu en dan , een Wanfchepfel ; doch in
het algemeen zeer weinig. l3e goede V o o r zienigheid
laat de . misgevormde Kinders,
meestal, vroeg fterven. Onder de Visfchen
heb ik er maar ddnen gebrekkigen gevonden ,
cn nooit van eenen tweeden geleezen.
y , Gaan wy nu over tot de byzonders
■ H E K S S E N E N. 2 5 3
re ■. Aanmerkingen o v e r ' ' dat verwonderlyk
Lichaam, waarvan ' g y my zo veele fraaie
dingen ' begint rte zeggen.'
A. Let eerst l op het deftig edel g e l.a a t , ■
met zulke grootfche heldhaftlge trekken in
Mannen, met zo z a g te , f y n e , en tedere
in Vrouwen ; alien-met verfchillende Aangezigten
, om gewigtige redenen , U boven
reeds g e zegd , het welk te verwonderlyker
is , om d a t'd e , deelen des ■ Gelaats niet
veele: z y n , en byna in alien van eene geiyke
maat : elk heeft toch niet meer dan
twee Oogcri , ’ eenen Neus , en eenen Mond ,
meer niet. — Let op) het fraaie- Hoofd
met -dierlyk golvende Hairlokke'n ; op het
breed verheeven-Voorhoofdq -op de leven-
dige , ; doordringende, fpreekende Oogen , die
getrouwe en kragtlge tolken der Z i e l ; op
den M o n d ,' de zitplaats der lieve lachjes ;
op het werktuig,- van de Spraak; en - op de
Ooren , wier keurig " maakfel de fmelting
van denen to o n ' niet laat ontglippen.
V., Waarom neemen- Wy zo veele. deelen
des fchoonen-Hööfds te gelyk ? Valt er vä»
elk niets byzonders aan-'te > merken ?
A. Zo -gy w i l t , -genoeg ! Ik zal Ü gaar-
pe voldoen-. Laat ik heginnen met de hers-
■sENEN , een aanzienlyk ingewand, ' by den
Mensch grooter dan by eenig ander D ie r ,
volkomen vuliesde de ruime holilgheid des!
> H oo fd s,
u -.1
Ai'
•It
I
'