
!
I )
SÓ s t £ k it B Ni
V . Is dat getal ontelbaar ?
A . In ’ t Zuiderdeel des Hemels heeft
m en , in het Jaar 173*4, met eenen, Ver*
tekyker , negen duizend en agt honderd on*
bekende Sterren ontdekt 5 twee duizend in
het Sterrebeeld , ¿at men Orion noemt;
en agt-enzeventig in het zogenoemde Ze*
vengefternte. Hadden w y betere Ver*
rekykers , w y zouden er nog meer zien.
•• V . VVat is die ftreek in de Lucht , die
i k , by eenen helderen avond , meer ver*
licht dan de anderen zie ?
A . Men noemt die den m e l e w b g Wegens
deszelfs witheid , welke niet anders is
dan eene menigte kleine onzigtbaare Ster?
ren , alleen door 'goede Verrekykers te
ontdekken , die er ons meer dan veertig
duizend vertoonen.
V . Veränderen de Sterren nooit vanplaats?
A. Neen ! G y kunt die alle avohden
zien , -en , door deezen vasten ftand ,
kunt gy ze van de zwervende Planeeten
en Komeeten onderfcheiden.
V . M y dunkt egter , dat z e , indedaad ,
alle avonden veränderen van plaats ?
A. Niet de Sterren , maar d e 'Aarde verändert
van plaats. G y zult de Sterren, die
g y , den I July deezes jaars , ziet ftaan op
eene zekere plaats , op denzelfden dag , des
volgenden jaa r s , in denzelfden ftand, weer
zien.
E R R 31
zien. Wat hierin voor Ü noch mögt duis*
ter zyn , zult gy , kennende de beweging
onzer Waereld , volkomen verftaan.
V. Waar door kan ik meer de Sterren
van de Planeeten onderfcheiden ?
A. Daar door , dat z y , Zonnen zynd
e , een e ip n licht hebben , het geen
men door de wateragtige dampen der be*
nedenlucht ziet tintelen , het welk aan
de Planeeten, d ie , gelyk de M aan, haar
licht van de Zon ontvangen , niet eigen
is : het fchynfel van deezen is d o f ea
flaauw. Ook zult g y nimmer Planeeten
in het Noorden , doch Sterren, in all®
ftreeken des Uitfpanfels, beftendig vinden.
V. Verdwynen niet fomtyds eenige Ster*
ren ?
A . Men heeft eertyds, met het, bloot o o g ,
zeven Sterren in het Zevengefternte g ezien ,
waarvan het dien naam Araagt ; doch nU
ziet men er maar zes : de zevende zal
mogelyk , gelyk anderen , die verdweenen
zyn , wederkomen en zigtbaar ■ 'wordeffi
V . Van waar komt dit ?
A. Om dat ik niet gewoon ben iny
met gisfingen op te houden (dat ook liim-
mer uw werk moet zyn ) zeg ik liever-,
dat het my onbekend is. E r is al vroeg
gevraagd : Weet gy de ardinantien des
hemels, of kunt gy de heerfchappy deszelvm