
6o M N.
den komen, en de Waereld ondergaat dan
eenige Duisternis. Men noemt dit eene E-
clips in de Z o n , o f Zonnetaning, om dat w y
de geheele Zon niet zien : doch , wanneer
onze Aarde tusfchen de Zon en de Maan
in fch ie t, dan' belet z y de Straalen der Zon
op de Maan te vallen , en dan zegt men,
dat er een Eclips in’ de Maan is. Is dit
niet bedoeld in deeze woorden : met handen
iedfikt hy het lic h t , en doet aan hetzelve yer-
hod door de geene die tusfchen. door komt ? Job
X X X V I . 32.
V. Wa t heeft onze Waereld zulk eenen
W a g te r , zulk eene Maan noodig ?
A. W y trekken er uitneemende voordeelen
v an ! Laat ik er U eenigen opnoemen; want
allen zyn ons niet bekend. Niet te ver van
ons afilaande (anders zou z y toch al het
Zonnelicht verzweigen) zo deeldt z y ons nu'
al , zeer veel Lichts mede , en heldert dus
de verdrietige lange nagten op , ten dienile
der Zeelieden en der Reizigeren. Zy is ook
den Visfcheren behulpzaam ; en oorzaak van
den vloed en ebbe der Zep. Eindelyk z y
heeft invloed op veele dingen, welken w y
allen noch niet zeker kennen. Hy heeft de
Maan gemaakt, zegt een heilig Dichter , tot
de gezette tyden. Pf. CIV; 19. en hierom helpt
z y ons ook in het berekenen onzer Feesten,
.. V , En waartoe dienen de Eclipfen ?
A. Om
M A R S . J U P I T E R . 6 t
A. Om de ligging van Zeeplaatfen en
van Landen te kunnen bepaalen ; om de ty den
naauwkeuriger te berekenen ; en om ons
de gedaante der Waereld beter te leeren
kennen. Dus doet één Hemelsch Lichaam
tallooze dienften aan de Waereld.
V . Wat b e h o o r e ik v a n m a r s t e l e e r e n ?
A. Thans niets meer, dan dar deeze Plä-
neet verder van de Zon dan de Aarde
ftaat, en dus meer dan de helft onzer hette
minder heeft. Bezie dezelve door eenen
Verrekyker. Z y zal ü toefchynen roodag-
tig , met eenen damp betrokken ; d o ch ,
digt by ons zynde, is ze grooter en helde-
rer dan Jupiter, maar, verder a f zynde, is
z y zwak van licht. — Z y is omtrent vier-
rnaal kleiner dan onze Aarde, verfierd, gelyk
fommigen meenen gezien te hebben, met
eenen dwarshoekigen band , loopende in zes
honderd en zevenentagtig dagen rondom de Zon-
V . Verdient j u p i t e r ook niet onze o p -
merking ?
A. Gewisfelyk !i Jupiter is de grootfte en
eene der meest blinkende opder allg de
Planeeten ; doch krygt zevenentwintigmaal
flaauwer lic h t , en zo veel minder warmte ,
dan w y , van de Zon. In twaalf jaaren reist
,z y maar eens om dezelve, waarvan z y b y na
honderd en zevenenzestig millioenen uuren
äfftaat. Z y is veertien honderd en negenenzeyen^