
I
rlift ! N ,1
' ~l
■: '1Í
IX
'•4
f i : f'r
, f:
I,
Ñ " l i / i
■ij i :
II' V,
Í ;■ ».
| ii
I
i, ‘I
r¡
i
1 Jí
5 S &
mestende asfche ooit buiten den akker ? Dusf
werpt God den Rym nipt in het ruuwe weg
zonder de Planten te poederen , het geen
eigenlyk zyn hoofdoogmerk is. En daarom
valt er , gelyk ik z e id e , weinig o f geen
Rym op de Aarde o f op dé Steenen , maar
beftendig op de Planten , om ze tegens
den Vorst te befchutten, Welk eene fraaie
Qrde ! Welk eene naauwe V o o rzo rg ! Plan?
ten worden in den Winter niet vergeeten
van den Opperheer der Waereld.
V . G y hebt vergeeten deszelfs oorfprong
my te zeggen,
A. D e Rym beftaat uit wateragtige dam?
pen , die door de koude in de Lucht bevriezen
, ■ en zieh vast zetten op aardfche
lichaamen. • Wie baart den rym des hemels 9
wordt er gevraagd. Job X X X V I IL 29,
V . Alleen de Formeerder van alles , die ,
ft Winters , zo goedgunftig voor de nuttigo
overgebleeven’ Planten z o r g t , zou ik antwoorden,
volgens het geen gy my daarvan
gezegd hebt,
A. W é l gezegd ! Dan , zie hier eene tweede
voorzorg. Hebt gy nooit de Boomen met
deezen Rym zo digt en zo zwaar gepoederd
gezien , dat uw geheele H o f in een wit
Gala-gewaad fcheen gekleed te zyn ?
V . Ja w e l! doch tot wat nut diende zulks ?
A . Dd dilike Rym lean ,de tedere Takjes
ook
ook befchermen tegens de k oud e , en niet
weinig toebrengen tot de vruchtbaarheid
des . Aardryks. Is dit ook te vergeefs ?
V . Neen ! maar in dezelfde tyden zien
wy ,00k YZEL,
A. Zo is het! maar Y z e l is dOorfchynend*
’ t Zyn Waterdroppelen , bevroozen aan die
plaats der Boomen , waar ze zieh als een
vo g t hebben aangezet. Het Yzelen vertoont
zieh als een zeer dunne Regen: ook vallen
wel eens de Yzeldeelen n e é r , in 'de gedaante
van bevroozen’ Droppelen. De Boomen
krygen dan eene heldere glinftCrende korst
van doorfchynend Ys , o f rondom , ' o f al.
leen aan de zyde des Winds,
V . Ik heb het gezien!
A. Hebt gy toen wel opgemerkt, dat dit
een verwonderlyk fchoon Gezigt geeft?
V . Hoe zo ?
A. De Bosfchen fchynen’ dan als geheel
van helder Kristal te zyn. De W in d , zagt,
jes fpeelend'e door de dunne takjes, maakt
eene foort van een aangenaam M u z ie k , een
zagt gera tel, waaraan ons oor niet gewoon
i s ; en de Zon , daarop fchynende, geeft
een zeer aartig geflikker in ons oog.
V . Moet ik U nu bedanken voor de ver.
klaaring van alle vuurige en wateragtige,
Luchtverfchynfels ?
A , Eerst noch gedacht aan één zeer aan-
L 5 geÍ
;
if
1 7
f v-j
Vk
¡il b.l