
64- P L A N E E T E N .
doch dat Mercurius te digt b y . dat Lieiif,
ftaat , en Saturnus te ver van ons a f is ,
om iets van derzelver omwenceling, om hua
ä s , te bepaalen : voorts dat er geene andere
Planeeten tusfchen Mercurius en Saturnus
z y n ; hoewel er tusfchen Mercurius en de
Zoh , o f , verder dan Saturnus , in ’ t -Uitfpanfel;
kunnen ftaan, die w y o f wegens
het helder Zonnelicht , o f wegens den ve rren
afftand buiten de laatfte Plane et, . niet
kunnen ontdekken.
V . Ik begryp dan , dat Wy van het ove*
rige onkundig z y n , om dat Tret ons niet
aangaat. — - Ondertusfchen heb ik uw onderwys
bedaardlyk aangehoord, en kan niet
ilitdrukken , ■ welke grootfche denkbeelden ik
daaruit van Gods Werken heb verkreegen ,
welke verwondering my heeft bevangen, eh
hoe verbaasd ik daarover noch ben ! Eéne
Z o n , zes Hoofdplaneeten, elf Wagters o f
Maanen , zo geweldjg groot , . alien los in
het Wyde vak des Hemels hangende, alien
byzonder doch even naauwkeurig in haare
omloopen I „ God der Natuur hoe groos
„ zyn uwe Werken !”
A. Ik zie gaarne zulke aandoeningen in Ü
opryzen : anders zyn deeze dingen ydele Befchouwingen
, z y behooren altyd uit te loopen
in H em , die de eerfte Oorzaak ’ van alles is.
V. Gaarne w ild e . ik Ü poch ééhe vraag
does Í
I•v-'V
T.-L A N E E ,T E K<; <55
doen ! Zyn die zestien Planeeten en Wag ters
(onze Aarde laat ik hier uit vallen) ruuwe
woeste . Aardklompen , o f fchoone be-
WQonde Waerelden, en, zo dit laatfte waar
is , welke Schepfelen woonen dan daarop?
> A. Wanneer ik onze Waereld vervuld viii-
de van Schepfelen , zelfs den kleinften Wa-
terdroppel, kan ik yan my niet verkrygen
te gelooven , dat die zestien Hemelbollen
door de Zon beftraald en gekoesterd, woest
e , ydele, o f alleen voor ons gefchaapen’
Klompen zouden z y n ; want wat hebben w y
veel aan den gloeienden Mercurius , o f aan
den kouden Saturnus ? W a t : zouden w y ’er
by verliezen, indien ze beiden vernietigd
werden ? Liever geloof ik , dat ze indedaad
zo veele Waerelden . zyn, Zulk een denk*
beeid geeft mynen Schepper meer e e re ,
welke wy anders door het gewoon bekrom*
pen denken zeer - verminderen. Zyn Plan van
’ t HeeUil is grooter dan w y meenen ; doch
daarop voort te redeneeren, en te zeggen,
dat die Waerelden volkomen gelyk aan onze
Waereld z y n , e n , door Menfchen als
w y , bewoond worden, zal ik nimmer doen;
vermids ik , hoe langer hoe duidelyker . z i e ;
dat de Almagtige, opzetteiyk, eene zo groote
Verfcheidenheid in zyne Werken heeft
in acht genomen, dat ze niet uit te drukken
is. Het zullejn dan, waaj’fchynlyk, an-
I. DEEL. E