
i r
li í)
If
f : i
124 H E T E.
V. Van waar komen die fyne Vriesdeelen
in de Lucht ? Hoe lang duuren, en waar
hlyven z y by den. dooi ?
A. G y doet my drie duistere vraagen,
waarop niemant. dan een verwaand Menseh
U antwoord zal geeven I Ik hekqn hier
gaarne myne onwetenheid.
V- Xeg my dan, wat h e t t e is ? .
A. Eene meerderheid van Vuur , die de
L u c h t , en a lle s , wat op aarde is,, u itz e t ,
en verdunt, gelyk gy aan de klimmende
Kwik uwes Thermometers, ,en, aan het
zwellen uwer Handen, als z y warm worden
5 kunt zien. Op onze heetfte dagen
ftaat de Kwik in ons Vaderland van §0 tqc
8 6 , zelden boven de 90 graaden, naar de
fchaal van F a h r e n h e i t ; doch in de Steden
is het wegens de Huizen , die den wind en
den vorst a f keeren , altyd warmer dan tep
platten Lande,
V . En van waar komt de H e tte ?
A. Z y komt van de Zon , maar hoe,,
weeten w y niet. Denk aan de vraag , voorheen
door God aan j o b gcdaap , , waarop
by noch w y kunnen antwoorden : Hebt gy
weetenfchap, . . . hoe uwe klederen warm worden
, a k hy de aarde f i i lk maakt uit het
zuiden? X X X V IL 17.
V. Och o f w y altyd warme zomers
haidden 1 : ,
A,. Ea
Ei
A. En dan ook middelen, om onze Zenu*
wen fterk te houden, die er anders zeer veel
door verftappen ! Hoc verrukkelyk waren de
twee Zomers van de jaaren 1775 en 1776 ,
van 1779, 1780 en 178 1 ; maar hoe veelvuldig
de daarop volgende Koortzen in derzelver na-
jaaren , door geheel Zuid- en Noordholland ,
alleep door de groote Warmte veroorzaakt!
V . ZynMie niet aftekeeren?
A. Ja w e l , door eene goede levcnswyze ;
maar welke, het Gemeen o f niet k e n t , o f
mogelyk niet in acht zou kunnen, o f willen
neemen,::
V . Zyn, dan : de koele Zomers de ge--
zondfte ? ,
A. Buiten twy fel ! Ik zou het U , d e s ,
noods , door , veele Waarneemingen , in ons
Vaderland., gedaan , kunnen bevestigen.
V . H o e , laat .■ zieh onze Vaderlandfche
E u cHT aanzien ?
A . Gy z u l t , daarop acht geevende, deze
lve meest altoos dyzig bevinden , al zyn
er geene Wolken in ; alzo de laage en vogtige
Gronden fteeds veele Dampen doea
opgaan , d ie d a n , een duister o f veírwárd
aanzien geeven. W y hebben maar weinige’
volkomen heldere, dagen' in een jaar, Gy
z u l t , na eenen Regen o f Sto rm, de vooix:
werpen van, yerre best-kunnen z ien , om
dat de Lucht dan meest gereinigd is. Ec
zy o
-il
1 I.