
■B N .
i!'
'"(4
it
nen ? O f g y , bygelovig zynde , en eenen
heiinelyken fchrik voor die fchoone He-
melfche Lichaamen hebbende , hebt opzette-
lyk naar dezelven niet willen vraagen.
V. Ik kan my hierop noch niet wel ver-
klaaren : wat oordeelt g y , dat ik er van
moet weeten ?
A . Dat z y , wegens haar dwaalen , ook
wel den naam van Dwaalfterren kunnen draa-
gen': want nu gaan ze voort , dan ftaan ze
ftil; nu gaan ze weer haaren w e g , dan
keeren z y weer te rug; befchryvende lang-
werpige ronde loopkringen om de Zon ,
waardoor z y , veeltyds, zo verre buiten ons
gezigt raaken , dat men z e , geduurende eenige
Eeuwen , niet kan zien. Nu zelfs Is
er niet ddne te ontdekken.
y . Wa t meer ? .
A. Dat z y duistere Lichaamen zyn , die,
zullen w y ze zien , op hunnen hertogt door
de Zon verlieht moeten zyn. ' •
V. W a t denkt g y van derzelver Staarten ?
A. Van dezelven valt niets zekers te zeggen.
Men gist, dat ze een dee] zyn van
derzelver Dampkring, door de Zon verlieht,
cn , uit dien hoofde, zigtbaar voor ons oog
geworden. De lengte ■ van fommigen heeft
men op t a g t i g millioenen mylen begroot.
, V. Hoe veelen. heeft men zien verfchy-
, pen ?
A. Men
K O M E E T E N . 6 0
A. Men heeft e r , van tyd tot t y d , in««
honderd waargenoomen; doch tot dus verre
tien loop van met meer dan zestig kunnen
berekenen.
V. Waartoe dienen z y ?
A. Ik wenschte, dat gy my deeze vraag
niet gedaan hadt , om dat ik er U niets ze kers
van kan zeggen. W y zien er de oneindige
Almagt van den Schepper in, en twy-
felen geenszins , o f eene even groote W y s heid
en Goedheid zal er tevens in gelegen
z y n , hoewel die beiden voor ons verborgen
zyn. , .
V. Gy z y t niet bygeloovig ? G y hebt er
geen heimelyken fchrik v o o r , om dat z y
niets kwaads voorfpellen ? D i t , dunkt my ,
heb ik reeds kunnen merken.
A. Ge lo of m y , ik befchouw ze nooit dan
met eene ongemeene verrukking! Ik verheer-
lyk den Heer van hcc HeeläJ, als ik ze zie.
De booze Werken der Menfchen op Aarde
voorfpellen zekerlyk allerleie rampen ; maar
nimmer de- Vricrken van God in den Hemel.
V. Dikwils zyn er egter Oorlogen , Pest
en duLire Tyden op derzelver verfchyningen
gevolgd.
A. Even zo dikwils Vred e , Rust en V o o r - '
fpoed! De gemelde Rampen zouden gevolgd
z y n , al waren er geene Komeeten verfchee-
pen,. en zulke Zegeningen zouden , de Warn
E 3 reld
1 -ft'