
Lv‘ '
i i I‘ I
il i :
:(i
■i M
! 'i ft i I'
- i l l i ; . ' i
■ L 4 i i * '
mant hindert ; en wel in den grcotften overvioed
, om dat wy het tot duizend dingen
noodig hebben, gelyk gy alle oogenblikken
kunt z ien , en ondervinden. Ook is het daarom
, nevens het Yzer , zeer gemeen , wyl
' het ons, niet wél zou komen , daarvoor zo
veel te betaalen als voor Goud en Zilver. ■
V. Eén woord noch van het roestige vuile
Yzer ! '
A . Ik bidde Ü , doet het y z e r , dat uitmuntend
en onontbeerlyk Metaal , geene
fmaadheid aan.
V. Waarom ?
A . Zeg my , o f er één Metaal i s , dat
hetzelve in Hard heid en Veerkragt kan evenaaren,
o f een andey U meer dienften
doet ? Zonder Y zer zou men de Masten der
Scheepen niet kunnen, oprigten ; geene Zeilen
los o f vast maaken ; geen Anker lauten vallen
; geen Weefgetouw zou er gaan ; :gee-
nc Molens maalen ; geen Ploeg door het
land gedreeven worden ; geene Boomen zou
men ter neér kunnen vellen ; geene Pluizen
timmeren ; geene Steenen zagen ; geen Vuur
«iaaruit haalen , geen Oorlogstuig kunnen
maaken ; geene Rytuigen hebben ; geene
Horologien , geene Klavecimbels bezitten :
alles , met één woord , wat gy gan uw Jyf
h e b t , is door ’ t Yzer bereid.
V . Ik heb nooit deeze gewigtige diensten
van
van het Y zer zo naauwkeurig nagerekend.
A. W y zien al wedr daaruit het oud gebrek
, naamelyk , dat de gemeenfte dingen ,
zynde dikwerf de beste Hemelgefchenken ,
meestal , over het hoofd .gezien worden.
V. Waar vindt men by ons Yzer ?
A. ’ t Schynt in alle Gronden onzes V a derlands,.
min o f meer, verfpreid te zyn.
Men heeft twee foorten ; de eene noemt
men Okeräarde, die door aanzetting o f tak-
fchieting g ro e it ; de andere heet men Oehr ,
dat met geheele beddingen in Gelderland en
aan den rand van Overysfel ligt. T e D e venter
en te D.eutichem wordt het gezuiv
e rd , gefmolten , en tot yzeren Potten
en Kanonkogels vergooten. ’t Tzer wordt uit
f lo f gemvien. Job X X V I I l. 2. Dit wist men
al in oude, tyden ; want deszelfs waarde
heeft men vroeg gekend.
V . Hadden we maar de konst om het
roesten te beletten !
A. Z y is er geweest , doeh verlooren !
De Leuningen der Damftuis te Edam zyn ,
al voorlang , door eenen Vaderlandfchen
Konftenaar van Y zer g em a a k t,/d ie ze tot
heden toe tegens den roest heeft weeten
te beveiligen. Men zoeke op nieuw naar
eene Konst , die de Ondervinding getoond
heeft gevonden te kunnen worden.
1 V, Wat veroorzaakt den Roest ? .
O 3 A , Het