
'1 if
i)
. 'i I
i j
I? i li *
i fiii r
lii ill; ?
i H '
H' Til
*'ill
4' 4 ' :r
1I11 I ...I,'11
372 B E R. G E N.
uit Noord- naar Zuid - America, waar de
Spaanfche Geleerdheid byna zo fo b e r , als
de Paraguayfche ■ Onweetcndheid groot i s ,
ge le iden ------- v/ilde de b e ro emd e b o n n e t
ons uit Geneve naar de Alpen verzellen ------
wilde de edelmoedige b e r g h , een zo groot
Voorllander der Natuurlyke Historie op de
Kaap de Goede H o o p , ons- aldaar rond. geleiden
, en met zyne aanwyzingen vereeren /
w y zouden onze Weetenfchap, onder het
zien der fchoonfte Gezigten , niet weinig
voelen aangroeien : dan , dit ons niet vergund
z y n d e , moet de Verbeelding dac gemis
vergoeden.
V. Uwe Verbeelding, dunkt m y , begint dc
BERGEN , waare wanftalligheden der Aarde ,
die hooge geweldige . ftpmpen , . .welken' de
fraaie Waereldrondte zeer niismaakeh , op tc
fchikken , misfchien om my , ware het mogelyk
, op derzelver Befchouwing te doen
vcrlieven.
A. Niet zo haastig, niet zo voorbarig 1 Zo
min een S to f je , gevallen op eenen fraai ron-.
den Kaatsbal, deszelfs rondte ontfie r t, o f
wanftailig maakt, om dat het Stofje k le in .
en de Bal groot IS zo weinig kunnen de
hemelhooge Bergen de groote Aarde mis vormen;
z y zyn ten aanzien d e rz e lv e , gelyk
het Stofje ten opzigte van den B a l , niet
merkbaar in ons 'oogj.
V . D©
B E R G E N .
V . De Bergen zyn egter lompc; Gevaarten ,
■bier en daar onagtzaam nedr gefmeeten , wel
'door eene almagtige Hand , maar niet vo lgens
den regep eener eeuwige Wysh e id , zo
als het my tot nu toe voorkomt, gevormd.
A. Ik merk, dat gy o f geen regt denkbeeld
maakt van de Godlyke Eigenfchappen ,
o f uw waar gevoelen verbergt , om- hec my-
ne te ontdekken. Hoe dit z y , w e e t , dac
de waare Volmaaktheid maar ¿¿a is in g e ta l,
en dat dezelve in God alleen plaats heeft ,
die ze daarin ontdekt , dat alle zyne E igenfchappen
eenftemmig werken , en , za-
inengenoomen , ' ¿hue Volmaaktheid uitmaak
en : waaruit. volgt , dat de , Almagt nooit
jets op zieh zelve werkt zonder de W y s heid,
en dat Wysheid nqoit buiten de Goedheid
gaat. Moet men alle gefchaapen’ dingen
in dit lieht bezien ; dan gaat het v a s t ,
dat de Bergen, volgens de beftemming der
Godlyke, Wysheid , op de . regte plaats , en
tot de beste einden door de almagtige hand
van den Allerhoogften naauwkeuriglyk zyn
gezet.
V. Ik geloof het eerfte ; maar hier komt
bet aan op de bewyzen van het laatfte.
A. Er zyn afzonderlyke , maar ook geheele
Ketens van Bergen , niet gezet in losfe
moerasiige maar in, vaste Gronden ,. om niec
te verzinken , dienende om de Aarde tc om-
A a 3