
(I I
r
1; li
f I
'! 1-
/;! -H
ii rii
,il ,ÜI
V. Ik b e g ryp , dat de vette Klaigronden
de fchoonfte T a rw , dat fchraaler Zandgron-
den goed Koorn , en de Veenen brandbaa“
■ren T u r f leveren; doch waartoe onze oyer-
groote , woeste alierfchraalfte, h e i d e n ?
, A. Hadt g y, deeze vraag nagelaaten i Het
ftrekt tot eene fchande voor onze N a t ie ,
zulke uitgebreide Vlakten in het h a r t, o f
op de zoomen des Vaderlands te hebben ,
en die onbebouwd o f ledig te laaten liggen.
Zulke Hemelgefchenken behoorden in hunne
regte waarde meer gekend en wel behandeid
t e , worden.
V. W ie zou ze bebouwen ? Landlieden ,,
die er niet zyn !
A. Indien de Pragt in ons Vaderland ge-
fn u ik tw e rd t , en Gelderland, dat vrucht-
baarer in Kinderen is dap eenige andere Provintie
, de Jongens cn Meisjes der Landlieden
niet befchaafde , geiyk men het noemt,
om ze in Holland .te laaten gaan dienen ; indien
deeze Provintie de overtollige Meiden ,
en Knegts fweigerde te ontvangen , zou men,
binnen k o rten , handen genoeg tot den Land-
bouw hebben.
V . Zyn de lompe Boeren te dom, om
eenig gebruik van de Heiden te maaken ?
A . Spreek mimmer zo veragtelyk van de
nuttigfte Leden der Maatfchappy, die ik Zeer
hoQglyk eere, en, hadden ze eene geiyke op.-.
voeding
voeding gehad , veele Stedelingen in verftand
overtreffen zouden , gelyk ze hen nu
in deugd en braave zeden te boven gaan. — -
De Landlieden , al ontbreekt hun de hulp en
magt om ze te ontginnen , weeten egter de
Heiden , eèn waar gefchenk des. Hemels,
zeer wél te gebruiken. T u r f , Plaggen tot
mesting , Honig voor de Byen , V o edfd
voor de Schaapen, en . Beezems om de vuile
huizen te veegen , haalen z y uit de Heiden.
Voorts zyn andere onvruchtbaare Streeken
niet onnut ; z y geeven voedfel genoeg
voor veele Dieren , Vogelen , en Infeélen.
V . Hoe heeft God de Oppervlakte der
Gronden naar zyne hooge Wysheid bekleed ?
A. Zeer verfchillend ! De gryze Klaigronden
, de bruine Heivelden , de Witte Dui*
nen , en het donker Veen kunnen ons
geen volkomen bekooriyk gezigt uitleveren.
Op dat egter niets onze Zintuigen verdrie-
te , bedroeve , o f befchaadige , op dat niets
onzen geest belemmere ; heeft de Heer
der W a e re ld , zulke treurige Koleuren der
Gronden willende bedekken , geen zwart o f
rood ve rkoozen, w y l onze oogen die K o leuren
niet zouden kunnen uitftaau ; maar
het groen , dat uit alle de bekende Koleuren
de eenige is , welke het oog niet af-
m a t, maar ftreelt en genoegen geeft. Dp
Planten , ft Kleed der Aarde , zyn uit dien
. hoofde 3
? if* t i .
Í