
de diensten , naamelyk dé Planten én -de
Aai-de te bevogtigen,' wanneer, er geen
Regen valt. . ,
V . Hoe veel verfchilt hiervan d e -d a a u w ?
' A. Zeer v e e l! Ik kan er ' U- fraaie- dingen
van zeggen.' By ftille Avonden , na eenen
warmen d a g , ftolíen de ópgaandéWaterdeelen
zo fy h ', dat men ze met de beste Mi-
croscoopen niet kan 'onderfcheiden. Door fte
koude" worden, ze - gezien in de gedaante. van
eenen Damp, die langzaam opgaat,; en fom - ,■
tyds weér 'neérdaalt; o f die , , by warm helder
weder , • als eene purpere W o lk , aan
de Westerkimmen voortdryft. Meest daalt
hy egter na Zonnenondergang; ’s middernagts
het minste; doch het ovei-yloedigfte tegen
het opgaan der Z o n ; daarna ‘ verneemt men
cr niets van. Gntftaat er een W in d je , dan
wordt hy , als eene fleepende W o lk , voort-
gedreeven. Een keurig w e r k , waardig den
God der Aa rde, waarom » "h y genoemd
wordt : d ie , de Mroppekn des Adaauws baart.
Job X X X V I I L '28. - 1 ' ' •
V . ’ Ik heb hem veel op de Planten,als
zwaare Droppelen zien ' liggen;. • Die zyn immers
D a auw ? *'
A; Gy moet hem met de Droppelen , op
Planten liggende , -"niet ’ verwarren. Z y zyn
veelal derzelver Zw eet, ’s nagts uit de mond-
Jes dér vaten uitgewaasfemd, en tot groote
■' Drbp-
Droppelen byeen geloopen : ook niet met
die vetägtigc: .vogtigheid ; die g y ; in de
vroegö ' zomerfche morgenftonden , veelal
onder d e . Boomen op den grond iri fte Steden
ziet liggen , zynde derzelver Olie ., door
de hettq uitgewaasfemd én neérgevallen. G y
zult den waaren Daauw, algemeen .ver-,
fpreid op de Planten , genoeg van de . uitge/
Waasfemde- Droppelen kunnen onderféheiden.
^ V-. Ik .z a l het een van het ander onder/
. icheiden. . ,
; A. G y moet nog iets ongemeens daarby
•■Waarneemen ; te weeten, dat de Daatrw
niet op , a lle. dingen v a l t , . maar van fommi/
gen terug geftooteu Wordt : dit is aan deii
Regen niet; eigen.
V . Hoedanig is dan de Daauw ? »
. A, D e D a auw , beftaande uit de uitwaas/
femingen . van - veelerleie Planten , en vari
de Aa rd e ; is nooit zu iv e r , op alle plaat?
zen veel verfchillende , g e e l , troebe l, Weinig
uitdroogende ; wel met g eu r ; doch zon(
der fmaak ; bezonken laat ze eene vet- eri
roodagtige ftoffe na : hoe langer het droogt j
hoe zuiverder dezelve i s ; doch hoe meer het
re g en t, des te wateragtiger.
V . W a t nut zal- zulk y e n zeldzaam Vo gt
aari de Aarde doeri ?
A; , Om dat w y te plomp zyn tot é én é ,
aett.e „befproeijirig .der dorilepde en door dé
L S hetté
f t ; ;