
t e ,
m';
'.Äi
I n
"I
\) j
!
34-8
zeven —-
tien ------ daarna-tot zestien, zeventien en agttien
e v e n r e d i g h e i d
— voorts tot e l f , twaalf en der-
jaaren ------ en eindelyk tot , den volwasfen
ftaat van eenen Man. G y M e t, in
deeze vier byzondere tyden van aangroei, .
hoe veel het Hoofd , de Hals , de B o r s t ,
de Boven- en Onderbuik, dc D y e n , het
Scheenbeen , en de Voeten Foegenomen zyn.
In deeze vier, Tyden van ’ t leven zyn wel
alle deeze Deelen aangewasfen , gelyk de
Tekening in elk Tyclvak U naauwkeurig
v e r to o n t, egter ziet gy tevens dit verwonderlyke
er in , dat het Lichaam n i e t ’ t meest
naar baven, maar naar onderen is uitgegroeid.
Hoe fterk ziet g y , in elk Tydperk van ’ t
zesde en zevende; van het elfde , twaalf de ,
en dertiende ; van het zestiende , , zeventiende",
en agttiende jäar , byzonder in de volwasfen’
geftalte , de Dyen en de Beenen des L ic haams
toegenomen ! De volwasfen Man is
juist eens zo groot als een Zoontje van
twee o f drie jaaren : zyne geheele lengte is
egter maar agt zyner Hoofden , gelyk onder
zyn Beeid ftaat getekend. G y kunt
derhalven den verwonderlyken Aan was, onzes
Lichaams naar beneden, en de E v en redigheden
der Deelen tot elkander ip
Weigefchaapenen ' hierüit zo klaar le e ren ,
dat ik .U niets beters tot dac einde kan
geeven. ; ' .
- V. Heeft ■
{cßjdöre/z/z/v
ße
J-r:
kr/f jZ
L,i ■ '■
' SI
T i
■
its.-' i
J