
i; I
k- îW: F ■ F
r i i '
1' ft’ ", ‘
FF-
' i f t ’ d
' ;■ i£ il,
'^ft : ' ' f t l " - r f 1
F F
hoemde Hondstanden ftaan, meer puntig o ti
taaie fpys door te fnyden : en , eindelyk ,
dät de agterilen , Kiezen o f Baktanden geheeten
, plat zyn als een molenfteen , inge-
korven o f met fcherpe p.nnten voorzien,
om de fp y s ,. door de voorften afgefneeden ,
te vermaalen ? — ~ Is ü bekend , dat ze
allen met eene zindelyke fto ffe , zo wit als
y vo or ,en harder dan de Tanden z e lv e ,
even als met een verglaafel o f , emailleerfel,
overciekt zyn tegen het afflyten , ’t welk
anders zekprlyk door h e t , geduurig kaauwen
te wagten was ? — " Is ü bekend, dat dit
ook dient tegens het indringen der V o g ten ,
en tegens de ruuwe aandoeningen der L uch t,
welk dekfel Oudcrdom noch Ziekte kan wegreemen
, en daarom zo hard i s , dat h e t,
voor één oogenblik, het aanraken van éen
gloeiend yzer -kan • doorftaan ? Is U dat bekleedfel
bekend uit j o b s taale : ik ben ontkomen
met de huid myner tanden,' X IX : 20.. Jk
verbrak de baktanden des verheer den, hoe hard
zq ook .mogten zyn door dat beldeedfel?
X X IX : 17. Uwe fchoone tanden, wegens dit
emailleerfel, zyn als eene kudde fchaapen , die
gefchooren zyn , die uit de wachtßede opkomen.
Hoogl. IV: 2. ------ Is U bekend , dat
geene der Tanden lets hooger van belang
dan de anderen groeit ; dat geene voor de
anderen, maar allen nevens elkander zo
juist
juist in een. halven 'cirkel ftaan , als o f de
plaats met eenen pasfer was afgemeeten?— —
Is U bekend, ,dat z e , om vast te ftaan tegens
een groot g ew e ld , in eene. hegte Kas
gezet z y n , en dat de voorften , die de
minfte kragt oefenen, maar eenen, doch de
anderen dr ie, en de bovenften dikwils vier
Wortelen hebben, dewyl deeze laatften om-
laag hangen , en het bovenfte Kaakebeen
van eene zagter ftoffe is ? ------ Is U bekend
, dat ze , gelyk wel geregelde fluiten-
de gelederen, den mond ter ademhalinge
open zynde , den kouden wind breeken, die
de warme binnenfte deelen zo ligt zou kunnen
aandoen ? Eindelyk , is U , bekend
, dat ze zo noodig zyn ln ’ t fpreeken
en in ’ t zingen ? — - En zo j a , zeg
dan nu : welk eene fchoone Vorming, welke
eene nette w y ze fchikking in deeze Deelen !
Ziet God is groot, en wy begrypen het niet.
Job X X X V I : 26. waarlyk g r o o t , ook groot
in het klpine !
V . Is deeze taak a f , één woord dan van
de UPPEN, ?
A. Hadden Wy ze h ie t , hoe lelyk zou
onze Mond zyn ? Waarmede zouden w y
fpys en drank aanneemen ? Wa t zou dc
fp y z e , onder het vermaalen door de tong
voortgeftuwd , doen ■ te rüg keerën ? Wa t
zou het uitvallen vaa dezelve beletten ?
Wa t
F Jl
j
i L
r
Ik