tV» op Boomen groeijende, als de anderen, hoewel
v y ,EtL* L in n ^ üs dit daar van niet aantekent.
(ao) Boomplaag met Eyrond - langwerpige drie-
ribbige Bladen , en getroste gevlakte Bloemen,
(ai) Boomplaag met Liniaale Wortelbladen,
die aan de tip tweevoudig gejiompt zyn en
getroste gevlakte Bloemen,
(22) Boomplaag met de Wortelbladen breed
Lancetvormig ongeribd en Vjdelingfe ronde
Bloemblaadjes.
H oofd- j
STUK. ■
XX.
Epiden-
dr um fcrip-
turn.
Geletterd.
Dceze drie Soorten komen, in Oostindie, ook
op de Boomen voor. JHet eerde > dat R um-
phius befchreevene of bmte Angrek noemt,
heeft de Bloembladen geel en met roode Karakters
getekend, ’i welk dezelven zo beminnelyk ,
byca, maakt, als voorheen van het Scorpioen-
of Spinoekop - Bloem van Ka emp fer is gezegd.
L i k n .ï (Js geeft daar van den bynaarn
aan de laatfte Soort , welke het groote Witte
Angrek is, van welks aardgheid Rümphiüs
niets meldt, zeggende, in tegendeel, dat men
het Arm Angrek noemt, wegens de flegte gedaante
fio ) Epidendrum Fol, Ovato - oblengis trincrviis &c, An-
gcxcum Icriptum. Rumph. Amb. VI. p. 95. ,T\ 4*.
( z i) Epidendrum Fo'. Radicalibus Line^ribus Scc. Angelin-
maravara. H. Mal. XII. p. 1. T, 1. Rudb. Elys. II. p aao.T. 5,
( z z ) Epidendrum Fol. Radicalibus lato - Lanceolaris &c»
Angrxcuia album majus. RuMPH. Amb. VI, p. 99, T. 43.
XXlJ
Retufum.
Geftompt.
-XXIJ.
Amabilt,
Beminnelyfc.
daante die het heeft. Hoe ftrookt dif ? De Wor- iV.
£€ls maaken aan de Boomen een verwarde klomp ,• ÄFXDXE=U
de Bladep zyn dik en ftyf; de Bloemen wit enHOOFD.
klein, in ’t midden als een Schoentje of Zee-sTux*
hoorntje hebbende. Osbkc k, niettemin , vondt
hét met witte Bloemen , van grootte als Nar-
cisfen. Van de middelfte Soort zegt C ommê-
LY N, dat dezelve een bonte zeer welriekende
Bloem heeft , welke van binnen als de figuur
vóórhelt van een Vogeltje.
(23; Boomplaag met langwerpige gepaarde, xxnn
gladde, gefireepte Bladen, Me op een BoldruZc*ck-
gegroeid zyn: de Steng veelbloemig, h e t ^ ^
Honigbakje Hartvormig. nig.
Pit is een Westindifche, welke de beroemde
S l o a n e , op de Velden van ’t JEiland Jamaika
, overal> aan Boomen en Paaien waarnam.
Zy hadt fchoone roode Bloemen, naar die der
Ridderfpoöven eenigszins gelykende. De Vrügt
was een Eyronde Haauw, met zeer kleine
Zaadjes, gelyk in veele anderen.
( 24 ) Boomplaag met breed * Lancetvormige xxiv.
ë e‘ fum.
Knobbelig.
( t3 ) Epidendrum Fol. oblongis geminis glabris &c. Vis-
cum Rad. bulbofa minus. SloA*. J<m. 119- Hiß. L T.
u i . f. 1. Viscum Caryophylloides, Litii albi ioliis 6<c. C’A-
TïSB. C*r. II. p- T. Sl. Helleboiine Cochleato Floie. Plum,
Ie. 1*5. f. i .
(14^) Epidendrum Fol. lato Lanceolatis Nervofis &c, Hel-
leboiinê putp. TuberofA Radice. PLUM. Ie. 1I6. f. 2. An-
L 4