Deeze heeft de geftalte van de Dioscorea,
XXIII. ^ten£en zyn windende , ruig, rond , de
Hoo?d- Bladen Hartvormig, overhoeks, gefteeld, ge-
s t u ï . ribd, overal Haairig ; eenbloemige Steeltjes in
de Oxelen; de Bloemen als gezegd is.
ir. Honderdmark met Lancetvormige Bladen,
Cent til* °
Deeze, die kruipende Stengetjes heeft, ge-
lykt naar de Hydrocotyle en komt voorts met
de voorgaande overeen Het Plantje vanPLU-
keket gelykt ’er wel wat naar, doch is het
zelfde niet.
S e r p r c d l a, -Kruipertje.
_De Mannelyke Bloemen zyn, in dit Geflagt
vierbladig, meteen viertandigen Kelk, die in
de Vrouwelyken vierdeelig is èn de Vrugt een
Wollige Noot (*),
Serpleuia ^ aai ^ ne Soort komt in hetzelve voor(i),
repenSt of liever twee, volgens den Heer N. L .B ur-
Kaapfch. m a n n u s , waar van zyn Ed. de eerfte den
bynaam van Quendel-, de andere den naam van
Thymbladig geeft. Beicjen hebben zy de Bladen
overhoeks, doch de eerfte langwerpig Liniaal,
de
(*) Centella Fol. Lanceolatis. Am. Acad. VI. Afr. ioo.
Confgr. Pluk. Pby.t, T. z i 6. f. 6.
(*) Nu x tomer.tofa vindt men hier , tor ulo fa in Elericho i
of dit het ze;fde beiekene laar ik daar.
( i ; Serpicula. Syf Mat Peg. XItl. Gen. 1274. p. 70%, Mant
3*4. Serpicula Serpyllifojia. BURM. Prodr, Cao. z6.
de andere Eyrond - Lancetvofmig , omgeboo* IV*
gen, van onderen glanzig* De Mannelyke Bloe-^^*?
men zyn gefteeld, de Vrouwelyken ongefteeld. h o o fd '
\ STUK.
L i t t o r e l l a * Oever-Gras. Tetran.
dria.
De Kelk is vierbladig, met een vierdeelige
Bloem en lange Meeldraadjes in de Mannely-
ken: terwyl de Vrouwelykendergelyke Bloem,
doch zonder Kelk hebben en een langen Styl ;
de Vrugt is een Nootje, welks Kern het Zaad.
De eenigfte Soort ( l) , bevoorens Eenbloe- Lhl’ ~
mige Weegbree getyteld, is door den geleerden Lmufhi».
B e r g i u s omftandig beichreeven. Hy noemt-Moera*fis*
ze een Sweedfch Gewas, en , om dat zy veel
aan den Oever groeit, Littorella Juncea. T our*.
nefort hadtze Moeras-Weegbree van Parys ,
die eenbloemig is , met Grasachtige Bladen,
getyteld. De Heer Joss 1 eu heeft naderhand
ontdekt, dat dit Kruid, behalve de Mannelyke
Bloem , aan den voet der Stengetjes Vrouwelyken
heeft, die vrugtbaar zyn. Het komt op
veele plaatfen van de Wonden in Vriesland,op
Veen- en Zandgrond voor.
Dewyl dit Kruidje zo lang onder den naam
van
(1 ) Littorella. Syjt. Nat. Peg. XIII. Gen. 1328. p. 7oft
Öed. 0*1«. 170. Plantago uniflora. Gokt. Belg, p. s9t pi,
Lapp. 64. Fl, Suee. » 8 , 135. DALtB, Paris, jo. Jusg. Mem:
ie 1742; p. 131. T. 7. Gramen Juticeum Capit. quatuot
iongisGmis Filamentis. Pluk. Alm. 1*0. T. 3$. f, *. Mn»,
111. S. 8. T. 9- f- 39. Bï RQ. A 9 , Stttkk. 17Ó*. p. 941,