IV. Wel als die, geen Bloemkrans noch Bloemblaad.
^ X lt f * ïes» maar de Mannelyken een drie- of vierbla-
H o o fd * dip en Kelk en van agt tot zestien Meeldraadjes;
•tuk. Vrouwelyken een driebladigen Kelk en drie
>rSïê. Stylen. De Vrugt beftaat uit drie Huisjes,ieder
één énkel Zaad inhouaende.
’t Getal der Soorten , welken L i n N-ffius
daar van opgeeft,is vier, als volgt.
i. fi_) Netelkruid met de Vrouwelyke Omwind-
, zeis Hartvormig ingejneeden ; de Bladen
yirgdiuch. Eyrond , Lancetvormig , langer dan het
Steeltje♦
ii. (2) Netelkruid met hyzondere Aqiren; de Vrou-
^jarnli-’ wèlyken Hartvormige gekartelde Omwindjtaafch.
zèls hebbende ; de Mannelyken makt: de
Bladen Lancetvormig Ëyrond.
Deeze Planten , waar van deeerfle in de West-
indiën en Noord-Amerika, als ook op Geylon,
de andere alleenlyk in de Westindiën is gevonden
, hebben het uiterlyk aanzien van Bingek
kruid. In de eerfte, die men in de Europifthe
Tui-
( 1 ) Acalypha Involucris foemineis Cordatis 8cc, Sy/t. Nat.
XII. Gen. ioS2. III. p. 7±i. H. Ups. 290. PI. Zeyl.
342. BROwN. Jam, 346. N. 2. T. 16. f. 2. H. Clijf. 49f*
R. Lugdb. 200. GRON. Virg. li f i , iSj. Meicurialis tricoo
cos hermaphtoditica. Pl u k . T. 99. 6 Burm. Fi, Ind. p*
202.
(2) Acalypha Spicis foemineis Involucris & c. Am. Ac ai.
V. p. 4io. Acalypha humilior , FoJ, Coid. crenatis &c^
BROWN. Jam, 34S, T. $6, f. I.
Tuinen heeft; en welke, uit gevallen Zaad, zig Wf.
ais een Onkruid geweldig voortteelt, is dit by* xxill.
zondere, dat de A air en der Mannelyke BIoc-Hoofd-
men uit zekere Vingerhoedjes voortkomen , wel- «t u k .
ken eenige Vrouwelyke ßioempjes en Vrugtbe-
ginzels bevatten. Naar het Virginifche gelykt
dat van Jamaika , maar is hooger en heeft de
Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen in byzon-
dere Aairen , welke laatften aldaar over de ge-
heele langte in zogenaamde Blikjes gevat zyn.
Fo) Netelkruid met de Vrouwelyke Ommnd- ut.
Acalypha zeis Hartvormig eenigermaate gekarteld , j„dua»
de Bladen Eyrond} korter dan het Steeltje.Indlfclï*
Deeze Soort , die ook ih de beidé Indiën
groeit, was , nu omtrent een Eeuw geleeden,
uit Zaad in de Leidfe Akademie-Tuin geteeld,
zo de beroemde He r ^ aNNUS vërhaalc. Hy
noemtze Driegreinig Ceylonfch Bingelkruid met
Vingerhoedjes, by de Ceyloneezen Kupamenija,
dat is Drekminner,genaamd, om dat hetgaarn
op Mesthoopen groeit. De Stengetjes waren
ongevaar een Voet hoog, met Eyrondachtige
Blan
y Acalypha Involucris foemineis Cordatis &c. FL ZeyL
I4i. Meicurialis Zeyl. tricoccos cum Acecabulis» HKRM.
Lugdb, 6 Z6 . T. 6Z7. Cupameni. H. Mal X. p. 161. T. 8x.
ß unica minor inets Spicata, Fol. fnfarotundo ferrato, Fruc-
tn tticocco. SLGAN. Jam. 3S. Hiß. I. p. 12J. T. 3.
Weilia Cupameni. H. Mal. Ibïd. T, sz. Burm. -K» ^ni^> f*
t o ï .
tl, deel. XI, Stuk,
m