Afmki. korte getropte Aairties * byna als die der ge«.
3CXIIL raeene Europifche Brandenetelen, draagr.
Hoofd- Tot de voorgaande Soort betrok de Heer L in *
«t u i . n a ü s , op ’t gezag van gezegden Hoogleeraar,
ti>gc!rman' ^eQ -Allergr ootfien Brandenetel van R umphi us,
die by denzelven monftreus genoemd wordt,
niet wegens de hoogte van ’t Gewas, waar van
de Steng flegts drie of vier Voeten opfchiet,
maar wegens de grootte, het leelyk aanzien en
de ruigte der Bladen. Hy zegt, dat dezelven
een Span of een Voet lang, vyfen zes Duimen
breed, wit of roodachtig , aan de kanten diep
getand,en met ontelbaare pukkeltjes bezetzyn^
op ieder van welken een ftyf Haairtje ftaat, als
een Angel van een Bye* Deeze Bladen waren
derhalve zeer ruuw in ’t aan tasten, brandende
in, ’t eerft wel zo fterk niet als de Europifche
Netels, maar,door ftyf aandrukken diep indrin*
gende, wierpen zy bobbels op met Jeukt, ge-
lyk door het byten ;van Weegluizen ontftaar*
Hierom werdt dit Kruid, ia ’t Maleits, Groot
Jeuktblad geheten. De Indiaanen, inzonderheid
de Vrouwspersonen , lieten zig dik wils
daar mede de Huid wryven en hy hadt zelf
bevonden, dat dit een goede Remedie was , om
het Lighaam van fchadelyke Vogtigheden teont-
laften , kunnende zulks voor eene Scarificatie
verftrekken : want de gezegde Bobbels gingen
in een half Uur weder weg en fomtyds werdt
*er een enkele roodheid deör verwekt (*). p)e
(*) Unica decumana. Rumph. Amb. yi. p, 49. T. a®, -m
mm
M 0 N 0 I K I A. 232
De Bladen komen in zyre Afbeelding veel IV;
fmaller naar de langte, byna Lancetvormig en
nagenoeg even groot voor, als aan de Takjes Hoofd-
van een dergelyk Gewas , dat ik, onder den TtJK*
naam van Angrom , van Java heb bekomen. £irif tranm
Aan de bovenzyde gelyken die, in rauwheid,
ook zeer naar de gezegde befchryving en de
Kleur is roodachtig ; doch van onderen zyn zy
zagt als Fluweel en witachtig; terwyl het Kruid
aan de Steng Bloem - en Vrugt-Trosjes, gelyk
die van onze Brandenetelen draagt. De Bladen
en 't Gewas, zowel als de Bloesfem,der Afgé-
brokene voorgemeld, fchynen hier van groote-
lyks te verfchillen.
De drie overige Brandenetels op Java groei-
jende , en weezentlyk hier van verfchillende,
welken de Hoogleeraar N. L. BuRMftuNUS
Langbladige > Witachtige en Gejlaarte noemt,
fchynt de Ridder niet onderzogt te hebben. Zyn
Ed. geeft, als de laacfte van dit Geflagt, nog
de volgende Amerikaanfche op.
C18) Brandenetel met overhoekfe Hartvormige Jtviit.
getande gedoomde Bladen, een Heefteri-
ge Steng, de, Frouwelyke Kelken Befte-
achtig.
Een
( u ) Urtic* Fol. altera. Cord. Dent. aculeatis Scc. Urti-
ca Frutescens. Brown. Jam. ü 7. Uttica Arborescens Eacd-
feta. Puim. Ie. *60.
1 H
M