IV. des hy beweert, dat zulks geen plaats kanhefr*
A fdeel. ^eQ Zelfs bevondt hy , dat het gedagte.
« S m Voet alleenlyk door drukking in het onder-end
stok . van ’t Pyltje doorging, eb niet langs hetzelve
.vt'rma» voortliep ; gelyk men anders zou mogen den-
ken. Ook nam hy waar , dat oude Pyltjes,
waar in het Vogt geheel was opgedroogd, zo
wel als de anderen brandden (|) *t Is my
daarom waarfchynlyker, dat dit Vogt tot voeding
van de Pyltjes diene, en dat de prikKe-
ling der Zenuwtepeltjes van de Huid » door
dezelven , de jeukt en Vuutigheid te weeg
brenge. Dit is dan ook de reden, dat men, een
Brandenetel onbefchroomd aanvattende , daar
van geen nadeel heeft. Men oppert hier tegen
(4-) , dat drooge Brandenetels de Huid niet
branden: doch dan hebben zekerlyk die Pyltjes
baar ftevigheid en kragt verlooren. Immers
maar flap geworden , zonder droogen,: branden
zy ook niet , en dus heeft men dit Onkruid,
’t welk het 'Vee anders onaangeroerd laat, in
Swee-
(*) MiCrojr. iuriofd. p. 76, Kg. 75’
( f ; Het luidt derhalve zeer (: rootfpraakig , wanneer de
Heer Marti net verhaalt, dat de Byftjes' van boven in een
«pen Puntje eindigen , waar uir, by de aanraaking , het Vogt
fpat, Catecb. der Natuur, iV. n. bl. n i . Zyn Ed. zd , geloof
ik , de eetfte zyn, die zulks heeft gezien!' En het is ,
volgen* de gezegde Waarneettrngen, onhiooglyk.
(J.) Eas VefiCas Liquni tiibuas, cum fsccx Vttiex non
urant. Hall. lielv. Incboat. 11. p. »»7- Vid. GUETTARB,
Mem, de Paris, 1751. p. 35®. O&avo. p. 534»
M o n o i k i Ai aip
Sweeden, federt veele Jaaren reeds, tot Beeften- IV.
voeder begonnen te gebruiken, agtende zulks 'xxilï
het gezondfle en heste voor de Melkbeeften.Hoofd*
De groote Netels werden in Wermeland in Au- stu*.
guflus vergaderd en naderhand, het Vee in Huis
zynde, in Water gekookt met het Nat aan de
Runders gegeven. Dus heeft men ook bevonden
, dat de kleine Netels den Schaapen zeer wel
bekomen (*). Het Zaad, tot een Handvol, tweemaal
’s daags onder Haver tot Voer gegeven,
maakt de Paarden glad van Hbid ( f ).
Voorts zyn de nuttigheden der Brandenete-
len, die men in ’c Latyn, wegens de gedagte ei-
ge.nfchap, Unica , in ’t Franfch Qrties , in
?c Engelfch Netiles en in *t Hoogduitfch Bren•
nesjlen noemt, Wereldkundig. Oudtyds bediende
men zig , tot Wellust , van zekere
Gee&feling met dezelven , Urticatio genaamd,
welke in onze Dagen nuttig bevonden is in Ver-
dooving van Gevoel en Lammigheden. De ge-
heele Plant en derzelver Sap, of ook de Wortels
gekookt en uitwendig opgelegd , dienen om
veelerley Bloedvloeiingen te ttempen. Tegen
’t Neusbloeden fleekt men ’er een Prop van in
de Neus. Het uitgeperfte Sap, tot twee Oneen
ingenomen , heeft een overmaatigen Stonden
Vloed beteugeld. Het Afkookzel is van
een
(*} Svjeeifch. Verhand. 1747- p 8S,
( f ) Semen Avenis additum, ad Manipulum, bis in die,
Equosreddit luculentot. Ha l l . !hid, ex Oeten, Patr.ïl, 35,
P 3