Afdeel *0C ^aatst befchreevene Ongeftengde Soort*
XXi ^e^ooreo.
Hoofd- De hierop volgende Geflagten, van Ofieofper-
stok. m um , O th o nm 3W p p ia en Eriocephalus of Wbl-
kke Pfet' ^°P> oncJer de Heeüers befchreeven hebbende,
viyiieïy. gaa ik over tot het Geflagt van
F i l A g o. Reürkruid.
£en naakte Stoel, geen ZsadpJms t een
Kelk, tusfchen wiens Schubben de Vróuwelyke
Blommetjes van den rand geplaatst zyn, onder-
fcheidt dit Kruid genoegzaam van het Gnapha-
Hum, hier voor befchreeven, waar toe het wel'»
eer betrokken is geweest. De Soorten, daar ih
vervat, altemaal Europifche, zyn de zeven vol*
gende.
ï. Ci) Keurkruid mei ongeftengde ongefteetde Bloe*
ficauliu men, de Bladen om dezelven groot er.
TT, .
Een aartig Kruidje, dat in de Zuidelyke ded-
len van Europa, en in de Levant, hier en daar
aan de Zeekusten of uitgedroogde Meiien, ja
ook op de Switzerfche Alpen en elders overvloe
( i ) FiUgo Flor. aeaulibus fesfilibus, FoJ. Floralibus ma-
joribus. Syft. Nat. XII. Gen. 5SJ. p. jSp. XUI. p.
Ó62. LOEFL. hm. J6S. Gouan Montp. 455. Filago Pyg"
ntaea. Plant. 1311. Gort. Belg.'23 x. Santolina Caure
finiplicisfimo.. R. Lugdb. 147. N. 7. Gnaphalii Species otfl-
nes. Vaill. Mem. 1719. p. 41«. Gnaphalium Rofeum Hoi»
tenfe C. B. Pin. 263. Prodr. izz, BARK, Je. 127, Leoatd-
■ podiam f. Fes Leonis. Lob. Ii. 4
S V N G E N E S 1 A» 97
'vloedig groeit , komende in de Tuinen dermid- IV .
delfts, deden en by ons jaarlyks voort, uit ge-
vallen Zaad. Hier van maakte V ai ll a nt zyn Hoofd»
Geflagt van Gnaphalium , alle welks Soorten 4TUS*
daar toe betrekkelyk zyn. Het onderfcheidt zig
door digt gebladerde Stengetjes of Tropj^s van
weinig Duimen hoogte , met een langbladeri-
gen Kop , welke de Bloemen bevat, als ook
vervolgens het Zaad. Deeze Stompjes zyn met
oen dikke Wolligheid, als Vilt, overtoogen en
daarom heeft de gelykenisdit Kruidje doen noemen
Leeuwenpoot. De Afbeelding daar van by
L obel isfober; maar dit Kruidje komt zeer
verfohillende naar de Groeiplaats, fomtyds, in ’t
wilde, niet meer dan een Duim hoog voor, gelyk
-het beter , benevens dat der Tuinen, ’ t welk
veel grooter valt, door C. Ba u h i n u s , onder
den bynaam van Roozig, vertoond is en
befchreeven» L i n n a ü s zegt, dat het zelden
een Steng fdie zigtbaar buiten de Bladen is ,
denk ik zal hy willen ,) heeft. Doktor Sc op o.
& i merkt aan, dat het Mannelyke Blommetjes
80 ’t midden heeft, die dikwils onder de Vrou-
welyken van den Omtrek zyn vermengd.
(2) Reurkruid met een gegaffelde Bloempluimj ir.
de Bladen Jpits ; de Bloemen aan ruige CeimLi-
Bolletjes in de Qxelen. ca.
Duitfelu
Dit
filago PanicuU dicliotomJ Sec, GORT. Stlg* 251.
G GQom
JI. De e l . XI. Stuk,