A w k ( ° »« Ammg&Ui g'fnitt'rde
xxi. Bladen.
H oofdstu
k . In Noord-Amerika wederom, groeit, gelyk
Radbechia alle de overigen, deeze, die Kanddaafche Zon-
laciniata. nebloemige Aconiet van C ornütus getyteld
pSdeT was» wegens het Loof, dat naar ’t Loof der
Monnikskappen gélykt. Zy maakt een overbly-
vende Plant, die een Takkige Steng heeft, van
eenige Voeten hoogte, met de onderfte Bladen
Vindeelig , de bovendien gefnipperd, fyner of
grover gedeeld; de Bloemen geel, met een Kegelvormig
middelflmk en negen agterover ee-
boogen'Straalen*
Triioba. ^ Rudbeckia met Spatelvormige Bladen, dê
Driekwab* onderjlen driekwabbig, de bovenfien onver*
lfie* deeld.
nr. C3) Rudbeckia met onverdeelde Spatelvormig
Stekelige. . Eyronde Blackn , de Straalblmdjes uitbrand.
J s 1
( 1) Rudbtckia Eel. cömpofitis Läciaiatij. Syß Nat XII
Gen. 98o. Veg. xiIU p. 650. H. Ciiß. 420. R*
Lugdb. ,81. Gron. nrg. 129. Chryf. Amend perönne Sec.
Moris. Hiß. in . s. 6. T. 6. f. s j , $4. .Aconitum Helianthe.
mum Canadenfe. Corn. Canad. 17%..t. j79,
(2) Rudb'ckia Fol. Spatulatis* inferioribus trilobis, fupe-
lioribiis indivifis. H. Up,.269. Gron. Virg. , 30. Chryf, Can-
ttabsnara Virg. Pluk . T. zz. f. 2.
(3) Rudbeckia Fol. indivifis Spatulato - Ovatis Sec. GouAN
damp. 456. Gron. n*g. m . Obeliscotheca integrifolia&c.
Diu.
C4) Rudbeckia met Lancetvormig Eyronde on- IV.’
verdeelde Bladen overhoeks; de Straalblaad-
jes tweedeelig. Hoofde
s t u k .
Dit flag van Bloemplanten begrypt de geleer- iv.
de D i l l eN i us onder den zwierigeü naam
Obeliscotheca, welken 'er V a i l l a n t aan ge-^aarfche*
geven heeft. Men zou denken , dat zulks op
den Knopachtigen Pieramidaalen Stoel in ’t midden
zag; maar hy leidt het af van de figuur
der Zaaden. De twee eerften hebben den Stoel
donker of zwartachtig rood , met Goudgeele
Straalen; de laatlte, die denzelvgn zeer uitpuilende
dopker groenachtig paarfch en Goudglan-
zig heeft, is zeer aanmerkelyk wegens de byna
Roozekleurige agterover neerhangende lange
Straalen; *t welk de Bloemen aartig, doch niet
fraay maakt, In deeze Soort hebben de Straal-
blommen een Styl , die in de andere, zo wel
als in de Zonnebloemen ontbreekt: maar, zo
*t fchynt, niet volkomen ; alzo het Zaad aan *
den omtrek dikwijs misdraagt, 5c welk altoos
plaats heeft in de anderen. De Wortel, die
zeer heet en fcherp van Smaak is , werdt ia
Vir-
D u x . Elth. zqj . T. 218. f. 28j, ChryC Heleaii folio.
Pluk. T. 242. f. 2. buttn. Cun. 2274
(4) Rudbeckii* Fol. Lanceolato-Ovatis &c. Gron. £'»>£.
ijo . Mill. DiSf, T . 224. f. 1. Chryfi Atner. Ooconici folio
&c. Pluk. t . 21. f. 1. Catess. Car. i i .p . t . 59. Dra
«unc. Virg latifolius Scc. MOR IS* III, S. 6. T, 9. f, *, Se*
bartia, Petiv. Mus.
II« Biei, XI. StuE.