igtf Samentee2,ig>e Krüiöei^
IV. zonderheid met Amber - Grys gemengd zynde ,
APxxiEL* tot °Pwe^ in& der Minnehist (*%{
H oofd'
stusv B. Stengmaakende.
(9) Viool met de volwasjener Steng opfiygen-
Canina. de, de Bladen langwerpig Hartvormig,
Wilde.
x. (io) Viool met opgere te Stengen en Hart- ■
Montana. . , ■ • . _ ° Berg- vormtge langwerpige Bladen*
xr. Cl O Viool met Draadachtige onverdeelde voort-
Aipifche.* kruipende Stengen , Eyronde effenrandigc
gladde Bladen en onverdeelde Stoppeltjes.
Van deeze komt de eerde , die men Wilde
Violen noemt , overvloedig in de Duin Valei-
jen van Holland , in Vriesland, Gelderland en
Overysfel , als ook door geueel Europa, tot in
Sweeden en Lapland, zelfs in Rusland en in
Noord-Amerika, voor. Zy bloeijen laaterdan
de Tamme f doch verfchillen anders van dezelve
»
(*) HA3SELQ. Reife , p. 51+.
Cs) Viola Caule adultiore adlcenden,te &c. Gort. Belg,
153. Kram Auftt. z6z. Fl Suee. 716, 785. GouAtt Mons»
467. R, Lugdb, 4jo. Gkon f'irg n z . &e. Viola Martia
inodora fvlv. C. B. Pi» 199, LOB. Ie. 609. Viola fylv. ino~.
dora. DoD. Ptmpt. is6.
(10) Viola Caulibus erectis, Föl. Cordatis oblongis. FL
Suee U. N. 787. Viola Fol. Ovato- Lanceolatis. R. Lugdb,
430. Viola Martia Aiborescens purpurea. C. B» Pin. 199,
Viola Atborescens Cam Ep.it. 91»,
(11J Viola Catil; Filifoctnibus indivifis prorep, &c. Violï!
Fol. oyaübus &c. Als., PtdewM, 14, T. 3. f. 4,
ven weinig, dan door haare Reukeloosheid, en IV.
hebben insgelyks zo wel witte als paarfche Bloe- xx®E^
men. Ook verheffen zig de Bloemen boven de Hoofd»
Bladen , en de Plant heeft lange , Takkige, leg-STDK:*
gende, doch in de Herfst opftygendeStengen.
De Berg- Violen , die overend ftaan, groeijen
wel een EUe hóóg; weshalve menze Boomachtig
noemt, hoewel de Steng niets Houtigs heeft.
Van deeze zyn de Bloemen blaauw en wit en
fomtyds geelachtig, met een korte Spoor; maar
de Kelk heeft Spooren. Zy groeijen op de Alpen
van Switzerland, Lapland, Ooftenryk en
op den Baldus-Berg in 5t Veroneefèhe;de laat-
fte op den Berg Cenis in Piemont , waar van
die den bynaam heeft. Deeze hebben Draad*
achtige Stengen, die onder den Grond kruipen ,
doch zig daar uit verheffen, met zeer kleine ,
Eyronde, gefteelde gladde Blaadjes en gfoote,
lang gefteelde, blaauwe Bloemen.
(la) Viool met een opgeregte Steng en Hart- xir.
vormige gefpitfte Bladen. * 2
Kana«
(13) Viool mét een driekantige Steng en lVïer-da,che*
achtig Hartvormige Bladen, de Stengbloe?
men ongebladerd. fa.
Wonder*'
( r4y ^ -
f i i ) Viola Caule erefto , Pol. CorJ. acuminatis. Viola
Cauleseens Fol. Cordatis &c. Am. Aead. I. p. i$y.
(13) Viola Caule triquetro , Fol. R'eniformi • Cord. &e„
Viola Flor- Rad. Corollatis Sec, H. Clifl, 417, Ft. Suee. 719 ,
759. Viola Montana latifolia ftcc. Dill. Eltb, f. 390.
i j
II. PEEL. XI. STUK,