IV;
Afdeel;
XXV.
Hoofdstuk.
Eer.hui-
Ztgi.
vu.
'Atriplex
Hortenjis,
Tamme»
kantige uithoekig getande gegolfde Bladen
overhoeks.
Van deeze groeit de eerfte, die de grootte
der Tuin-Melde heeft, in Siberie. Derzel-
ver Vrugt is van onderen Wollig , aan de
buitenzyde gedoomd. De andere, die in Tar-
tarïe voorkomt , heeft eens Menfchen hoogte
en de Bladen zyn van onderen Afchgraauw.
Deeze beiden, zo wel als de naastvoorgaande
en alle de volgende , zyn Zaayplanten , die
Jaarlyks vergaan.
(7) Melde met etn opgeregte Kruidige Steng
, en driehoekige Bladen.
Hier wordt de Tamme of Tuin-Melde bedoeld,
die men in de Moeshoven teelt. In ’t
Franfch noemt men deeze Arroche of Bonne
Dame , in ’t Engelfch Orrache, in ’t Hoog-
duitfch, gelyk by ons, Melde of Milde,* mis-
fchien wegens haare zagcheid,die in het Moes,
daar van gemaakt , blykbaar is. De afkomst
zou ook uit Tartarie zyn. ’t Gewas, dat iedereen
bekendis, valt wit of geelachtig, rood
en
dentatis Sec, II. Ups. 30J. Atriplex maritima noftras proce-
iior. Pluk. Alm. 60.
(7) Atriplex Caule erefto Hcrbaceo , Fol. triangularibus.
Mat, Mei. 475. R. Lugd. 217. GORT. Belg. 2S8. /ƒ. Cliff.
4«9. Atriplex Hortenfis alba & rubra. C. B. Pin. ug, Atti-
plex Hortenfis. Doo. Pempt, 6ïs. Los, Ic, 253.
en uit den zwarten; zo dat het, door zyneVer- IV.
fcheidenheid van Kleur, zelfs de Tuinen ver- ^xv.
fiert. Het is van eene verzagtende, verkoelen-HooFD-
de en weekmaakende hoedanigheid, maar de*™*!
Ouden fchynen iets gevaarlyks daar in opgemerkt
te hebben. Het Zaad, dat platachtig rond
is, ter veelheid van een half of vierde Loots
ingenomen , doet purgeeren of braaken.
(8) Melde met een Kruidige Steng en driekan- 2 Skx
tize getande, van onderen verzilverde Bla-iacinut*.
0 0 Gefnipperden
♦ ie.
Aan de Zeekusten van Europa en Noord-
Amerika groeit deeze Gefnipperde Melde, dus
genaamd, om dat zy haare driekantige Bladen
diep ingefneeden heeft. Zy komt aan onze
Zeedyken hier en daar, en op Zoute Stranden
voor, hebbende een naakte , regte, ronde, ger
ftrekte Steng» De Bladen zyn van boven met
een Opperhuid bedekt, die ’er op ’t aanraakén
afgaat, en van onderen met Zilverachtige Plaatjes.
Aan ’t- end heeft zy tweeflagtige Aairen,
met roode Meelknopjes , en tweelingfe Vrou-
vvelyke Bloempjes in de Oxelen. De Vrugt-,
kelk is famengedrukt, vyftandig, met het mid-
delfte Tandje grootst. (9>
(g) Atriplex Caule Herbaceo Fol. Deltoidibus dentatis
fubtus Argenteis. H, Cliff. 469. Fl. Suee. 8*6, 920.GR01».
Virg.no. R. Lugdb. 218. Atriplex maritima lacrniata. C.
B. Pin. 120, Atriplex Marina. Dod. Pempt, «ij , LOB. U<t
*;S- nCc 5