IV. Westindiën waargenomen , de derde alleenlyk-
op Su D°Jningo door den laatften. De eerde
H oofd- geleek, wat de Mannelyke Bloemen aangaat en
s t u k , in geflalte, zegt hy, zeer naar de tweede, die
^ * - door hem met de laatfte vermengd wordt, hebbende
zyn Ed. dezelve ook opdat Eiland waar-*
genomen. Het was een overblyvende Plant,
met lange Klauwieren, beklimmende de Boo*
men dikwils tot twintig Voeten hoogte. De
oude Banken waren Houtig, de jonge taay en
gebladerd : de Bladen gefteeld, piet den Steel
driedeeligjhet middelfte Blaadje, Lancet vormig,
de zydelingfen tweevoudig , en dus van figuur
byna als een Vogelpoot, Hy hadt de Mannelyke
Bloemen getrost, de Vrouwelyken enkeld|
doch ieder op een byzondere Plant waargenomen;
terwyl P l umier dezefven als op.éêne
Plant groeijende vporftelt. Ook vondt hy de
Vrugt langwerpig rond, een Duim lang, groen
met lange Streepen, vierhokkig, veelzaadig. De
Hoogleeraar J. B urmannus fchynt den om*
gekeerden Wortel voor de Vrugt te hebben aangezien.
De Driemannigen t in deeze Klasfe, leveren
verfcheide Geflagten uit, welke tot de Grasplanten
behooren , en daarom thans worden
voorbygegaan, Verfcheide Heefierige en Boomachtige
zyn reeds befebreeven : des alleen
nog eenige Soorten oyerblyven van, *t Geflagt
Tiq
P h y l l a n t h u s . Bladbloem* IV.
A fdeel*
Dat een zesdeeligen Kelk heeft, zonder Bloem* XXIII,'
krans, Klokvormig in de Mannelyke Bloemen ;8y^ fD"
in de Vrouwelyken drie tweedeelige Stylen bevattende
, en een driehokkig Zaadhuisje,, met
drie enkelde Zaaden.
(oj Bladbloem met Bloemdraagende ViriblaUd- u.
je s , gejieelde Bloemen, en een Kruidige
opgeregte Steng* n.
{3) Bladbloem met Bloemdraagende Fïnblaad- nr.
jes, ongejieelde Bloemen, en een Kruidige Ur£oa£'
hurkende Steng.
Deeze twee behooren tot het Droevige-Kruid,
in Oostindie groeijende, en dus genaamd, om dat
het Loof tégen ‘t ondergaan van de Zon zig ia-
mentrekt en fluit, gelyk dit ook plaats heeft in
de Gevoelige Kruiden en Boomgewasfen. Van
*c aanraaken, evenwel, heeft het geen aandoening.
Het Loof gelykt veel naar de Sennebla-
den, en tusfchen de Vinblaadjes komen Knopjes
(z) Phyllanthus Fo’iolis Pinnatis Floriferis &c. Fl, Zeyl.
331. H. Ciiff. 440. -Urinaiia Indica ere&a vulgaris. Burm.
Zeyl, 230. T. 9i. £ *. Herba Moeroris alba. Rumph. Amh,
VI. p. 41, T. i7. f. 1. Frutic. Capfulads. Pluk. T. 3s3. fi
S- Niriui Barbadenfe. Mart. Cant. 9, T. 9.
( 3) Phyllanthus Fol. Pinn. Floriferis &c. Flvr. IZtyl. 332,
Fluic. T. 183. £ Herba Mxroris nibra, Rumph. lh. £
a« Burm. Fl. Ind. p.
o 5