IV.
A fdeel.
f XXIII.
Hoofdstuk.
Veelmal
Itige.
wild voor , en misfchien ook deeze, als welk»
men in het Bentveld, by Haarlema aantreft zo
wel als in de Hoven.
Hoe algemeen bekend , nu, de benaamipg
zy, die men in ’tFranfch en Neerduitfch over»
genomen heeft; derzelver oirfprong is en blyfc
zeer duider. Hoe zeer deeze kleine en gewoo*
nc Pimpernel naarde grooteof het Sorbenkruid,
gelyke; de Vrugtmaaking verfchilt zeer. De
groote, naamelyk,mettweeilagtige Bloempjes3
en vier Meeldraadjes, behoort tot de Viermanni-
ge Kruiden, daar deeze Kleine, volgens H a l l
e r , driederley; Mannelyke, Vrouwelyke en
Tweeflagtige Bloempjes heeft , loopende het
getal der Meeldraadjes tot vyftig; en tweeSty-
len , met een Pluimigen Stempel. De Bloempjes
zyn, zo wel in de Kleine als in de Groote
Pimpernel, tot Eyronde Hoofdjes vergaard, en
H a l l e r heeftze beiden , in navolging van
T o ü r n e F o r t , tot één Geflagt betrokken
(*>
Deeze , welke zyn Ed. Polyjlemon , dat is
Veelmannig , bynoemt , groeit ter hoogte van
een half of geheele Elle. De Bladen zyn, ge-
lyk in het Sorbenkruid , van agt Vinnen weder-
zyds, taamelyk diep Tandswyze gefchaard: de
jonge Bloemen groen , de ouden paarfch. In
eene zelfde Aair komen Bloempjes van gezegde
verfchillende Sexen voor. Het Loof is ruig of
glad , welriekende of geheel Reukeloos. Het
(*) Hdv. incbtat. T?ia. J. p. Jiï,
M o N Ö t K I A. S 77
Het is van eene famentrekkende hoedanigheid, IV.
gelyk de groote Pimpernel of Sorbenkruid , voor-
gemeld. In de Voorjaars Aftrekzels met Wyn Hoofd»
is het een voornaam Ingrèdient, dat dezelvenSTUK*
een aangenaamen Smaak geeft (*) Gemeenlyk
wordt het als een Toekruid over de Slaa gebruikt,
om de zelfde reden, Dat het inzonderheid
dient, om overvloed van PJooy te maa-
ken en daar toe in Engeland zeer menigvuldig
gezaaid worde ( f ) ? is my wat duifter; terwyl de
grpote Pimpernel zelfs het Vee niet fmaakt(.jO*
De Wortel heeft dergelyke fcherpheid, als die
van ’t Bertram - Kruid , en doet, gekaauwd
zynde , kwylen : ja maakt , door oplegging,
Blaaren in de Huid(+-). Men vindt’er fomtyds
kleine Korreltjes aan, die naar het Poolfche Grein
gelyken, geevendeeen roode Kleur ('§^.
(a) Pim-
(*) in Vernis ïnfufis Vinofis regnat, grato fapore, Hall.
lUd.
(I) Princeps ufus eft ad Fa»ni abundantiatn prarftandam,
eo enim fine in Anglia maxima copia feritur. Id. ex Mus.
Ruit. I. p. 231. Ray zegt, dat men ’t 'et op Bergvelden
en in Weiden , inzonderheid die een Krytigen Grond hebben
, zeer veel .vindt. Hift. Plant. I. p. 401. Het geen
van zelf' groeit , behoeft men niet te zaaijen. Ook is ’t
een Kruid, dat een overblyvenden Wortel heeft.
Sckezeb , Ut. Sarnl. p. 74, 7$, apud Ha l l e -
RUM. :
(+-} Rutty Mat. Mei. p. 39°.
Ray, Htfupta. Zie jttyn I. O. X. Stuk, bladz. 4S4
enz.
s 3
H, Deel. XI. Stuk«
m
’yt.dïi'J, i I
» 1
I I
tm
« I