A fdeel. Caar ^ a rtilIe ^enigszins gelykt. De Bladeö
XXI- van ^aatfte » echter, kamen my eerder ge-
Hoofd* vind voor, dan op zulk een wyze gefmaldeeld*
«tuk. De Straalkrans is in beiden Violet.
XII.
tftLfflïu. ( Ia) Ru,'gaart met de Straalbl. misfchien on*
©unWadig. vrugtbaar; de Bladen Liniaal onverdeeld
en glad.
Aan de Zeekust van de Kaap der Goede Hope
groeit deeze , die de Steng Takkig bruinachtig,
effen; de Bladen Liniaal,Draadachtig,
eenigermaate Vleezig, effen; een Vinger lang?
de Bloem deeltjes zeer langen éénbloemig heeft,
gelyk de meeften. De Kelk is half Kogelrond
en glad , met de binnenfte Schubben rappig,
wit, en de Bloemen geheel geel.
Xiii O3) Ruigaart met Bloemfleelen uit den Wor-
AcauiXt. tel en Lier achtige Bladen.
Ongeflengd.
Hoe Bladen als die van Weegbree Lierachtig
kunnen zyn is eenigszins duider; doch uit de
Afbeelding van C ommelyn blykt, dat zy
zodanige figuur hebben , niettegende hy dezel-
ven flegts breed, geribd en Zaagtandig, met
lange SteeleD opgeeft. In ’t Werk van T rbw
vindt men een fraaije Afbeelding van deeze
Soort,
f is ) Arcïotii F'osc. Rad. Sterilibus I Fol. linear. indlvide
glabris. Mant. sgg.
( i j ) ArSotis Pednnculls Radicalibus, Foliis Lyratis. Ane*
rnonofpetmos Africana Folio Plantagini* 11. Sulphureo. COMM«
K«r. T. p, 35. Tbew* Ehket, Tab. ss ,
S Y V G É N E S 1 Ai 9$
$00rt, door E hr e t getekend; maar dezelve
heeft de Bladen veel meer ingefneeden en die
overmaatige ruigte, welke Go mm el yn aan Hoofd-
de geheele Plant bevondt, hadt ’er , volgefis _
de befchryving, geen plaats in. De Bladen wa-
ren flegts van boven ruigachtig ,• van onderen
Wollig grys ; de Bloemfleelen glad ; de Bloemen
van binnen Saffraankleur, van buiten geel
getlraald , met eene verhevene zwartachtige
Schyf. C ommelyn noemt de rand-Blommetjes
Zwavelgeel en fpreekt niet van de drie
Tandjes aan *t end, (die ook zeer klein zyn;)
zeggende dat de Zaaden langwerpig zyn en met
Wolligheid omwikkeld.
Behalve een Goudkleurige , die de Bloemen
Oranje heeft, door den ouden Heer Rdrman-
Nus afgebeeld, geeft de jonge Heer thans nog
drie Kaapfche Soorten van ArSlotis op. De eer-
ü e , drievorkig door hem genaamd, heeft de
Bladen, die Liniaal gevind zyn, aan de tippen
drievorkig. Dit luidt eenigszins vreemd. De
andere , onder den bynaam van jtyve, was on-
eeflengd , hebbende de Straaiblommetjes geel
met een groene Streep, de Bladen langwerpig
gevind, van onderen Wollig. Eenderde, mee
Bladen van Hert: -tonge, hadt dezelven eenvoudig
en gevind , met Lancetvormige Slippen ,
van onderen Wollig, aan de kanten uitgegulpt.
Deeze kon wel , zo zyn Ed. aanmerkt, maar
eene Verfcheidenheid van de voorgaande flyve
zyn, en die beiden kunnen misfchien ook wel
tot
11, DEEL. EI. STOK,
f f
M
M l
$m \
ï->ii
ÉSl
I » ;
M M