IV .
AfEEEL xxrv
Hoofd
STÜBT.
Tten
mannegen
Glad
Gulpzaad.
Pjl. LXIV
Fig. z.
Klimmende Plant, met dikke gladde Hartvormi-
ge fpitfe Bladen en een ronde rooie F'rugt, Daim
Tayorr tn op Java genaamd. Ik heb onder den
nuam van Pantjafona , in Vogt , van fJaar een
Gewas ontvangen , ’t welk eenigermaate mee
die Soort fchynt te flrooken; ten minde wysü
de manier van groeijing aan , dat het tot dit
Geflagt behoore. Het heeft dikke Trosfen van
veele rondachtige Besfen, in ieder van welken
één Zaad vervat is, van eene zeer zonderlinge
figuur, die mooglyk ook de Geflagtsbenaaming
billykt. Het is Schupachtig rond, op de kanten
getand, op de zyden plat en wederzyds diep
uitgegulpt, zodanig , dat het in ’t midden een
doorfchynend Plekje of Gaatje heeft : des ik
het in twee plaatzingen vergroot , by a en b ,
heb voorgefteld. Byzonder fchynt het naar 7t
Honigbakjeof onderst Bloemblad van die Plant,
welke deswegen Vrouwen of Papenfchoen genoemd
wordt (Calceolus Maria) te gelyken (*).
Onder de Enkelbroederigen van deeze Klasfe,
zyn nog te befchryven overgebleeven de twee
volgende Geflagten.
C i s s a m p e l o s . Touwdruif.
Het Mannetje heefc den Kelk vierbladig ,
zonder Bloemkrans, maar een Raderachtig Ho-
Digbakje en vier Meeldraadjes, die gedeeltelyk
famengegroéid zyn; het Wyfje den Kelk eenbla
(*) Zie Tournf. Tab. 24J.
IjHBBVBuoKtfKaMH
foladig, Tongswys’ rondachtig en geen Bloem- IV.
krans; drie Stylen en eene éénzaadige Befie. ^xxiV*
Dus komen de Kenmerken in de befchry ving Hoofde
van ’£ Geflagt voor (* ); maar aan ’t hoofd derSTÜS*
Klasfe ftaat, (met de uitvoerige voorftellingderpM™***1“
Kenmerken ( f ) overeenkomftig,) dat het Mannetje
geen Kelk, doch een vierbladige Bloem
heeft, en vier Meeldraadjes ; het Wyfje geen
Bloem noch Kelk, drie Stempels en de Vrugt
eenzaadig.
Dit valt moeïelyk overeen te brengen en men
zou mogen denken, dat nader Waarneemingea
dit verfchil hadden veroirzaakt, indien het niet
by herhaaliDg in de zelfde Uitgaaven van het
Samenftel der Natuur , maar weinige Bladzy-
den na malkander, dus tegenftrydig gevonden
werde. Ik zal inmiddels de drie opgegevene
Soorten, altemaal Amerikaanfche Planten, befchryven.
( i ) Touwdruif met Schildachtig Hartvormige L
uitgerande Bladen'. cu/ampeiis
Pareira,
(*) Syfi. Nat. XII. p. 661. Veg. XIII. p. 7Jo.
( t) Gen. Plant. Ed. V. 455, daar het onder de Dioiksa
Hexandria ftaat, en Ed. VI.
(1} Cisfampelos Fol. pekatis Cordatfs emarg’natis. Syfi.
Nat. XII. Gen. I13S. Peg. XIII. p. 750. Mat. Mei. 459.
Loefl. It. 267. Clematis Baccifera glabra Sc villofa, ro-
tundo 8c umbilicato folio. Pjlum. Amer. 7S. T. 9}. Fil. f.
T. ig}. Convolvulus Brafilianus Fl. ciftopetalo, monococ-
eos.. K a j , Hifi. i j 3i. Caapéba. Marcgr. Bras. 24. Pis, Bras.
s>4. Cisfampelos fcandens Fol, peltatis &c Brqwn, Jam,