P l a a t l x s .
.
(i i) Wantszaad met Lancetvormige Zaagtan- ^ IV.
dige, overhoekfe gejleelde, langs de Steng XXI
afloopende Bladen. Hoofdstuk.
- De onderfie Bladen zyn drie of viervoudig, 1 Cgf*'prts
de boven ft en Itaan overhoeks en loopen af langs aiur,.ifo-
de Steng, ’t welk dezelve Gevleugeld maakt d£^7evjeil.
met uitpuilende zoomen in deeze^Soörc. Zy be-
reikt eens Mans langte en heeft zeer kleine
Bloemen , die Tuilswyzë den top der Steng
vertieren , elk met vyf Straalblommetjes, die
geel zyn. In de Herfst bloeit deeze Plant, ge-
lyk de meelten uic Noord -Amerika afkomftig,
en daar op volgen Hoofdjes van by elkander
getropte Zaaden , welke de gezegde figuur,
van een Wants of Schildpadtorretje, zeer wel
uitdrukken (*). I
, De Gefiagten van Osmites en Gorteria heb Goruria
ik onder de Heefters befchreeven. Van het ïuiswy-
laatfte, nogthans, myeenenieuwe KaapfeSoort ,Z^*L LXX
in myne Verzameling , voorgekomen zynde , F*, u
deel ik dezelve alhier, in Ifig. i,op Pl a a t
LXX, mede. Zy kan tot geene der reeds be-
kende en befchreevene betrokken worden; weshalve
ik ze, om dat de Stekels aan ’t end der
Blaf
u ) Coreopfis Fol. Lanceo'atis ferratis alternis &c. Gouan
Monsp. +$7. H. Ups. »70. Coreoplïs Fol. Serraris R. Lugdb.
1S1. Chryfrnth, Virgin, alato Caule, Mosis. 1U. S, 6, T. 7.
f, 7j , 7«. Fluk. T. 159. f. 3.
(*) Zie Moeison, als ook bebkhey, Tab. V. Fig. 40.
B 3
I
m m
9