n6ó Eenhuizïge K rüijdêh»
M l 1 1 1
|i l p I
IV.
A fdeel,
xxm.
HOOFDSTUK.
( i) Leea met een ronde ruigachtige Steng•
Dit Kruid, in Oostindie, alwaar het groeit ,
Cajoe Toca genaamd, heeft gevinde Bladen ,
de Vinnen Lancetvormig gefpitst ,Zaagtandig,
een Span lang , twee Duimen breed en effen:
de Bloemtuilen in drieën gedeeld.
(a) Leea met een ii. hoekige Steng, die franje
dtquata.
£ffene.
' beeft. Gekruide,
Deeze Kaapfe heeft, volgens den Hoogleer-
aar D. van Royen, een knobbeligeh Wortel
; een Houtige Steng , van drie Voeten
hoogte, die gewricht is en hoekig, met Vliezige
krulletjes : de Bladen ook gevind, met ge-
fteelde Blaadjes , die langwerpig ovaal zyn ,
fpits Zaagtandig , glad en overdwars geribd.
Onder de Bladen komen halfmaanswyze Stoppeltjes
voor. De Bloerafteel is getuild met kleine
Sneeuwwitte Bloempjes. Beide deeze Soorten
zyn overblyvende.
m De Zesmannigen hier op volgende, zyn twee
Geflagten, die tot de Grasplanten behooren ,
Zizania, naamelyk en Pharus : Guettarda ,
tot de Zevenmannigcn behoorende, is reeds
befchreeven : onder de Vtelmannigen , fchoon
meest Boomen zynde, komen , buiten twee
Wieryft
Leea Caule tereti pubescente Syft. Nat, XII« Gen»
■ fzyi. Peg XU1. p. 7 >4. Mant. 124
( i ) Leea Caule angulato fimbiiato. Mant. 124.
U B
Wierplanten , nog de vier volgende Geflagten ^IV.
van Kruiden voor, XXIIJ*
Hoofd-
S a g i t t a r i a . Pylkruid.
f'eehnait-
De Kelk is driebladig, zo wel als de Bloem,
in dit Geflagt, welks Mannelyke Bloemen by-
na vierentwintig Meeldraadjes hebben, de Vrou-
welyke veel Stampers en veele Zaaden. Het
bevat de vier Soorten , hier volgende.
(1) Pylkruid met fpitfe Pylvomige Bladen, ^ r,^
_ . - Sagittifi»
Dit Kruid, dat, door de Pylswyze figuur#*,
zyner Bladen, den naam aan dit Geflagt geeft, JjPittbI*
komt, met zyne Verfcheidenheden , in Sloo-
ten» Graften , aan de kanten van Rivieren en
Wateren, door geheel Europa voor. Men
noemt het , in 7t Franlch, la Fleche d Erüitj in
’t Engelfch Arrowhead, in ’t Hoogduitfch Pfeil-
kraut, dat is Pylkruid. Men geeft ’er, in ’t
Franfch, ook den naam aan van Queue d’Hiron-
delle , of Zwaluwftaart, en by ons noemt men
’t ge-
( l) Sagittaria Fol. Ssgittatis acutis. Syfl. Nat. XII. Gen.
1067. Veg, XIII. p. 7IS- Gort. Belg. 27z. Fl. Suee, 780,
S69. OED. Ban. 17Z. GOUAN Monsf. 489. KRAM. Aujlr.
±74, HALL- Lielv. 3®o> B.* Lugdi. 493* Gron. Virg. IIS.
Sagitta Aquatica major 8c minor, lati-et anguftifblia. C. B.
Piu. 194. Sag. [Aq. Foliis variis. Loes. Prusf. 234. T. 74.
Sagitta major 8c minor. Dod. Pempt. 5^8. Sagittaria. LOïe
Je. 301 , 302.
II. Deel. XI. stuk*